Hoe ouder hoe beter? Oftewel: hoe zit het fiscaal met de youngtimer auto? 

Wij werken in opdracht van zakelijke cliënten maar ook als mediator tussen twee belanghebbenden.

Mr. H. Elbert 

(dit artikel is verschenen in Het Register, nr. 02 2025, geschreven in opdracht van het Register Belastingadviseurs)

Heleen Elbert is directeur-eigenaar van Elbert Fiscaal en Elbert Mediation.   

Hoe ouder hoe beter? Oftewel: hoe zit het fiscaal met de youngtimer auto? 

De populariteit van young- en oldtimers is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Het gaat om meer dan een verdubbeling sinds 2008. Veel van deze oudere wagens zijn in particulier bezit, maar ook onder de zakelijker rijders is er een toename te zien. Naast nostalgie kunnen de relatieve goedkope aanschafprijs, verzekeringskosten en wegenbelasting bijdragen aan de populariteit. En dan zijn er nog fiscale aspecten, die autofiscalist Heleen Elbert in dit artikel toelicht.  

Tot mijn grote vreugde zijn en blijven auto’s een dankbaar fiscaal onderwerp voor onze klanten. Hoe groot of klein de correctie (of de auto) ook is, een auto is voor de meeste klanten erg persoonlijk, net als de discussie over deze auto. Natuurlijk chargeer ik wel een beetje, maar u weet vast wel wat ik bedoel. In dit artikel omschrijf ik de fiscale mitsen en maren van de wat oudere auto van de zaak, uiteraard gebaseerd op de meest recente stand van zaken van jurisprudentie en wetgeving op het moment van schrijven van dit artikel. 

Wat is een auto? 

Deze vraag klinkt wellicht vreemd, maar is essentieel voor het beoordelen van de fiscale gevolgen van een voertuig. Allereerst dient u er namelijk zeker van te zijn of het voertuig een personenauto, een bestelauto of een ander soort auto is. Dit is niet altijd duidelijk en bovendien kan het vervoermiddel tijdens zijn levensduur veranderen van fiscale kwalificatie. Zo kan een bestelauto eenvoudig veranderen in een personenauto wanneer bijvoorbeeld een tussenschot wordt verwijderd of een andere aanpassing aan de auto wordt gedaan, zie bijvoorbeeld art. 1 lid 3 Wet BPM 1992i. Bovendien kan de fiscale kwalificatie van een vervoermiddel afwijken van de kwalificatie die de RDW (Rijksdienst voor het Wegverkeer) aan het vervoermiddel heeft gegeven. Daarbij heb ik het nog niet eens over kwalificatie door de autodealer waar de klant het vervoermiddel heeft gekocht of geleaset. Kortom, wanneer op het RDW-kentekenbewijs en/of bij de autodealer staat dat het een bestelauto is, wil dat nog niet zeggen dat dat fiscaal ook het geval is. In dit kader is er ook geen sprake van opgewekt vertrouwen door de ene overheidsorganisatie dat tegengeworpen kan worden aan de andere overheidsorganisatie. Dat een autodealer geen fiscaal vertrouwen kan opwekken, spreekt – neem ik aan – voor zich.  

De fiscale kwalificatie van een vervoermiddel kunt u vinden in art. 3 ev Wet BPM, een nadere uitwerking van de fiscale eisenii staat in het Besluit inrichtingseisen bpm en mrb iiiIn het Belastingplan 2025 is aangekondigd dat deze aanvullende fiscale inrichtingseisen vervallen per 1 januari 2027. Per die datum is er dan ook – naar verwachting – geen sprake meer van een kwalificatie-mismatch. 

Wat is de leeftijd van een auto? 

In het algemeen wordt de leeftijd van de auto bepaald op de tijd die verstreken is sinds de datum eerste toelating (DET) van de auto, waar dan ook ter wereld. Rijdt de klant in een auto die pas op latere leeftijd naar Nederland is gekomen, dan kunt u voor de fiscale regelingen dus gewoon de originele buitenlandse DET gebruiken. Ook hier is echter een kleine waarschuwing op zijn plaats: wanneer essentiële onderdelen van een auto vervangen worden door nieuwe onderdelen, kan er een herkwalificatie plaatsvinden: de originele leeftijd van de auto wordt dan verjongd. Deze uitzonderingssituatie laat ik hier verder buiten beschouwing. 

Specifieke regelingen voor oudere auto’s 

Natuurlijk zijn er meer fiscale regelingen die afhankelijk zijn van de leeftijd van de auto. In dit artikel ga ik nader in op de zogenoemde youngtimer-regeling en beschrijf ik kort de vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting voor oldtimers. 

De youngtimer-regeling 

De zogenoemde youngtimer-regeling is een onderdeel van de bijtellingsartikelen zoals het autokostenforfait van art. 13bis Wet LB 1964 en de onttrekking voor de ondernemer ex art. 3.20 Wet IB 2001. Deze twee artikelen hebben betrekking op personenauto’s en bestelauto’s als bedoeld in art. 3 Wet BPM.iv 

Conform art. 13bis lid 1 onder b Wet LB en art. 3.20 lid 1 onder b Wet IB wordt de bijtelling gesteld op ten minste 35% van de waarde van de auto indien de auto meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen. De waarde van de auto van 15 jaar of ouder wordt op grond van het vijfde lid onder b van deze artikelen gesteld op de waarde in het economische verkeer. Op grond van het tweede lid wordt hierop een vermindering toegepast indien uit het kentekenregister blijkt dat de CO2-uitstoot van deze auto 0 gram per kilometer is. 

Bovengenoemde wetsartikelen hebben in de praktijk de volgende fiscale gevolgen: 

Fiscale kwalificatie vervoermiddel 

De youngtimer-regeling is alleen van toepassing op personenauto’s en bestelauto’s. Deze regeling geldt dus niet voor andere vervoermiddelen zoals motoren, vrachtwagens et cetera. Ook met betrekking tot de fiets van de zaak (art. 13ter Wet LB en 3.20a Wet IB)v kan deze regeling niet gebruikt worden. Voor een motor of vrachtwagen van de zaak is dit op zich niet zo’n probleem, omdat de waarde van eventueel privégebruik gebaseerd wordt op het werkelijke privégebruik en niet op een forfait. Voor een fiets van de zaak geldt wel een forfait, maar ik betwijfel of er heel veel fietsen van de zaak van 15 jaar of ouder op de balans van onze klanten te vinden zijn. 

Waarde in het economische verkeer 

De bijtelling voor een youngtimer wordt berekend op basis van de waarde in het economische verkeer (WEV). De klassieke definitie daarvan is: ‘De prijs die bij aanbieding van de zaak, ten verkoop op de meest geschikte wijze na de beste voorbereiding, door de meestbiedende gegadigde, daarvoor zou zijn besteed’.vi Deze waarde kan natuurlijk per jaar verschillen. In de praktijk adviseer ik dan ook om jaarlijks op internet te zoeken naar de verkoopwaarde van een gelijksoortige auto als die van de klant, rekening houdend met de uitvoering, het aantal kilometers enzovoorts. Voor de bewijslast daarvan kunt u een taxatierapport laten opstellen, maar u kunt ook een printje maken van de uitkomst van de zoektocht op internet.  

 
Let op: in het jaar van aankoop van de auto is de WEV uiteraard minimaal het bedrag waarvoor de klant de auto heeft gekocht. Dit lijkt mij op zich logisch, maar ik kom in de praktijk vaak genoeg tegen dat een klant de youngtimer bijvoorbeeld voor € 25.000 heeft gekocht, maar van mening is dat de bijtelling plaats moet vinden over de veel lagere waarde die in het taxatierapport staat dat de verkoper (of iemand anders) erbij heeft geleverd. Maar ja, als u (de klant) € 25.000 betaalt voor een auto die volgens de taxatie bijvoorbeeld € 5000 waard is, bent u in dat jaar toch echt de meestbiedende gegadigde. Kortom, voor de bijtelling in het jaar van aankoop moet u gewoon uitgaan van € 25.000. 

Dit aandachtspunt geldt ook andersom: hebt u een klant die een youngtimer aankoopt voor € 5000 en deze auto vervolgens in hetzelfde jaar – op kosten van de zaak – voor € 30.000 laat opknappen, dan is het naar mijn mening niet redelijk om de WEV op € 5000 te stellen. Deze WEV hoeft mijns inziens overigens ook niet € 35.000 te zijn, omdat de opknapkosten niet rechtstreeks zijn om te zetten in een waardestijging; maar er zal meestal toch sprake zijn van enige waardestijging ten opzichte van de aankoopprijs. 

De nulemissie youngtimer 

Zijn er ook elektrische youngtimers? Jazeker! Als ik het goed onthouden heb, waren er al in de 19e (!) eeuw elektrische auto’s voorhanden, dus het is zeker mogelijk dat de youngtimer van de klant een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer heeft. Of dit zo is, kunt u voor de meeste auto’s eenvoudig nakijken in het kentekenregister (zie rdw.nl) of via de RDW-app. Een auto van 15 jaar of ouder valt uiteraard niet onder de 60-maanden overgangsregeling, dus voor deze auto’s moet elk jaar per 1 januari bezien worden of er nog een korting in de bijtellingsartikelen staat. Voor het jaar 2025 staat er echter nog een bijtellingskorting van 5% vermeld in de wettekst. Deze korting is van toepassing op de eerste € 30.000 (tenzij het een waterstof- of zonnecelauto betreft). Voor een nulemissie-youngtimer betekent dit dat de bijtelling per saldo 30% (35% minus 5%) bedraagt over de cap van € 30.000. 

Voorbeeld 1 

Youngtimer 1, WEV € 50.000, emissie 0 gram/km 

Youngtimer 2, WEV € 50.000, emissie 100 gram/km 

Uitwerking bijtelling 

Youngtimer 1: 30% over € 30.000 plus 35% over € 20.000 = € 16.000 

Youngtimer 2: 35% over € 50.000 = € 17.500 

Bijtellingscombinaties met een youngtimer 

In dit kader heb ik het over twee verschillende combinaties: de bijtellingscombinatie bij een auto die in de loop van het jaar de leeftijd van 15 bereikt en de bijtellingscombinatie bij een klant die meerdere auto’s van de zaak ter beschikking gesteld heeft gekregen, waaronder een youngtimer. 

  1. De auto wordt in de loop van het jaar een youngtimer 

In dat geval is de bijtellingsberekening redelijk simpel: voor het deel van het jaar waarin de auto 14 jaar oud is, hanteert u de bijtelling over de catalogusprijs inclusief btw en bpm. Voor de rest van het jaar hanteert u 35% over de WEV.  
Een aandachtspunt voor de praktijk is de bijtelling op 14-jarige leeftijd. Voor auto’s met een DET uit 2016 of eerder, is de standaardbijtelling namelijk 25%. De 60-maandsperiode is dan uiteraard voorbij, dus er geldt meestal geen korting meer op de bijtelling, tenzij het een nulemissie-auto betreft (zie elders in dit artikel). Soms wordt er in de praktijk vanuit gegaan dat de bijtelling voor alle auto’s per 1 januari 2017 verlaagd is naar 22%, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat deze 22% alleen geldt voor auto’s met een DET uit 2017 of later. Omdat het nu 2025 is, zal een 14 jaar oude auto dus meestal een bijtelling van 25% hebben. 

Voorbeeld 2 

Een auto heeft een DET van 1 oktober 2010, de catalogusprijs inclusief btw en bpm is € 75.000, de WEV is in dit jaar € 20.000. 

Uitwerking bijtelling 

Bijtelling t/m september 2025: 9/12 (25% van € 75.000) 

Bijtelling over oktober t/m december 2025: 3/12 (35% van € 20.000) 

Voorbeeld 3 

We gaan uit van dezelfde auto, maar ditmaal is het een nulemissie-auto 

Uitwerking bijtelling 

Bijtelling t/m september 2025: 9/12 (20% van € 30.000 plus 25% van € 45.000) 

Bijtelling over oktober t/m december 2025: 3/12 (30% van € 20.000) 

  1. Youngtimer is een van de ter beschikking gestelde auto’s 

Wanneer de klant in een jaar meerdere auto’s ter beschikking gesteld heeft gekregen, is het op grond van een toezegging van de Belastingdienst soms mogelijk om het aantal auto’s waarvoor bijgeteld moet worden, te beperken. In het Handboek Loonheffingen van de Belastingdienstvii staat bijvoorbeeld in paragraaf 23.3.12 (versie oktober 2024): 

‘Redelijke toepassing van deze regels betekent dat de waarde van het privégebruik auto bij meerdere ter beschikking gestelde auto’s beperkt kan blijven tot 1 auto als de werknemer alleenstaand is of als in zijn gezin 1 persoon een rijbewijs heeft. U houdt alleen rekening met de bijtelling van de auto met de hoogste bijtelling. Als in het gezin van de werknemer 2 personen een rijbewijs hebben, berekent u de bijtelling over 2 auto’s. U houdt alleen rekening met de bijtelling van de 2 auto’s met de hoogste bijtelling. De bijtelling bestaat uit de forfaitaire bijtelling verminderd met de eigen bijdrage voor het privégebruik van de auto.’ 

Heeft de klant bijvoorbeeld drie auto’s ter beschikking en is hij of zij de enige thuis met een rijbewijs, dan wordt er maar één auto bijgeteld. De vraag is natuurlijk over welke van de drie auto’s de bijtelling berekend moet worden. Tot 2022 mocht u hierbij uitgaan van de auto met de hoogste catalogusprijs. Toentertijd kon het dus erg voordelig zijn om een youngtimer aan te schaffen met een hoge catalogusprijs, maar een lage WEV. Per 2022 is het beleid echter gewijzigd en moet u uitgaan van de auto met de hoogste bijtelling. Mocht uw klant al langer van deze regeling gebruik maken, dan is het uiteraard verstandig om even te checken of men de bijtelling hierop heeft aangepast. 

Voorbeeld 4 

De klant heeft drie auto’s ter beschikking gesteld gekregen. De catalogusprijzen inclusief btw en bpm zijn: 

Auto 1 € 100.000 – bijtelling 22% van € 100.000 = € 22.000 

Auto 2 € 80.000 – bijtelling 22% van € 80.000 = € 17.600 

Auto 3 € 105.000 

Auto 3 is een youngtimer met een WEV van € 10.000, de bijtelling is dus 35% van € 10.000 = € 3.500 

De klant is alleenstaand. 

Uitwerking bijtelling 

Situatie tot 2022: bijtelling € 3.500 (auto 3) 

Situatie vanaf 2022: bijtelling € 22.000 (auto 1) 

Youngtimer-regeling in de Wet op de omzetbelasting 1968 

De youngtimer-regeling staat in de Wet LBviii en de Wet IBix; met andere woorden: niet in de Wet OB 1968. Ik zie in de praktijk wel eens dat de btw-correctie (btw-dienst) van 2,7% of 1,5% toegepast wordt op de waarde in het economische verkeer van de auto. Dit is dus niet juist. De btw-correctie moet toegepast worden op de originele catalogusprijs inclusief btw en bpm, ongeacht de leeftijd van de auto. Bovendien is de 2,7% correctie ook niet afhankelijk van de leeftijd van de auto, maar van het feit of de auto al dan niet met btw is gekocht en van de periode dat de auto in de boeken van de onderneming staat. Kortom, koopt de klant een youngtimer met btw? Dan is de btw-correctie de eerste vijf boekjaren 2,7% van de originele catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm. In dat geval kunt u voor deze correctie wellicht beter aansluiten bij het werkelijke privégebruik van de auto en/of controleren of u de correctie niet kunt beperken tot de daadwerkelijk voor die auto in aftrek gebrachte btw. 
In de praktijk is mij overigens gebleken dat niet alle medewerkers van de Belastingdienst hiervan op de hoogte zijn. Een van mijn klanten (een adviseur) paste keurig de 2,7%-dienst toe op een net aangeschafte, wat oudere btw-auto, maar de Belastingdienst was van mening dat dit toch echt 1,5% zou moeten zijn. 

Voorbeeld 5 

Youngtimer, originele catalogusprijs inclusief btw en bpm € 50.000, huidige waarde € 10.000 

De klant heeft de auto reeds tien jaar in bezit.  

Uitwerking bijtelling 

Bijtelling: 35% van € 10.000 = € 3500 

BTW-correctie: 1,5% van € 50.000 = € 750 

En hoe zit het met de oldtimers? 

Qua bijtelling en btw-correctie is er geen verschil tussen een youngtimer (15+) en een oldtimer (40+), dus daar kan ik kort over zijn. Wel is er een aanzienlijk verschil op het gebied van de motorrijtuigenbelasting: zodra de auto de respectabele leeftijd van 40 jaar bereikt, hoeft u namelijk geen motorrijtuigenbelasting meer te betalen. Ook deze regeling sluit aan bij de DET van de auto. In het verleden lag de leeftijdsgrens lager.  
Voor auto’s die door de verhoging van de leeftijdsgrens tussen wal en schip zijn geraakt, geldt een overgangsregeling. Voor deze auto’s geldt een kwarttarief; u betaalt bovendien maximaal € 154 per jaar. Hier zijn echter wel voorwaarden aan verbonden. Het moet bijvoorbeeld een benzineauto betreffen en u mag met deze auto in de maanden januari, februari en december niet van de weg gebruik maken. 

Afsluiting en conclusie 

Zoals over elke auto is er fiscaal ook het nodige te vertellen over de youngtimer. Niet alleen wijzigt het bijtellingspercentage bij het bereiken van de 15-jarige leeftijd, ook de basis voor de bijtelling wijzigt. Een aandachtspunt voor de praktijk is verder dat de youngtimer-regeling geen invloed heeft op de btw-correctie of de hoogte van de btw-dienst. Deze blijft gebaseerd op de originele catalogusprijs, ongeacht de leeftijd van de auto.  

Of we qua bijtelling nog lang kunnen genieten van de youngtimer-regeling? Hoewel ik geen voorspellende gaven heb, denk ik van wel. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de leeftijdsgrens iets verhoogd wordt, maar een totale afschaffing lijkt mij niet logisch, al was het alleen maar omdat afschaffing ertoe leidt dat een kapitale Bentley uit 1930 dan qua bijtelling een heel stuk voordeliger zou zijn dan nu, nietwaar? 

Auto met buitenlands kenteken? Voorkom naheffingen met boete

Wij werken in opdracht van zakelijke cliënten maar ook als mediator tussen twee belanghebbenden.


Woont u in Nederland en rijdt u in Nederland met een auto (of motor) met buitenlands kenteken? Dan loopt u het risico op een forse naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en BPM.

Heeft u geen vrijstelling, dan krijgt u bij aanhouding meestal een forse naheffingsaanslag voor de motorrijtuigenbelasting en de BPM. Een boete van 100% is eerder regel dan uitzondering. Het maakt hierbij niet uit of de auto van u is of niet. Ook als u slechts kort in een buitenlandse auto rijdt, loopt u dit risico.

Meer informatie, hulp of advies nodig? Neem vrijblijvend contact op met Heleen Elbert, specialist op dit terrein.

Auto uit het buitenland gebruikt? Dat scheelt aanzienlijk in de BPM!

Wij werken in opdracht van zakelijke cliënten maar ook als mediator tussen twee belanghebbenden.

Heeft u een gebruikte auto in het buitenland gekocht of bent u dat binnenkort van plan? Dan betaalt u minder BPM als de auto ook door de Belastingdienst als gebruikte auto wordt gezien. Ziet de Belastingdienst de auto als nieuw, dan betaalt u aanzienlijk meer BPM of moet u naar de rechter voor uw gelijk.

Als u een relatief nieuwe gebruikte auto uit het buitenland haalt, bent u naast omzetbelasting meestal BPM (een registratiebelasting) verschuldigd. Wanneer de Belastingdienst de auto als nieuw aanmerkt, is de verschuldigde BPM vaak (veel) hoger dan wanneer de auto als gebruikt kan worden gezien. Omdat dit verschil duizenden euro’s kan bedragen, is het zinvol om dit vooraf goed te bekijken.

De Hoge Raad oordeelde al dat bij een kilometerstand van 3.000 kilometer of meer de auto in ieder geval als gebruikt wordt aangemerkt. Gerechtshoven oordeelden nadien dat dit bij een kilometerstand van 1.566, 1.000 en zelfs 782 kilometer al het geval kan zijn. Is de kilometerstand lager? Dan is de auto in beginsel nieuw, maar kan deze door gebruikssporen en/of schade alsnog als gebruikt worden aangemerkt. Zo merkte een gerechtshof een auto met schade en met slechts 217 kilometer op de kilometerstand als gebruikt aan.

Heleen Elbert over Prinsjesdag en mobiliteit: auto en fiets van de zaak

Wij werken in opdracht van zakelijke cliënten maar ook als mediator tussen twee belanghebbenden.

10 september 2019

Uit het klimaatakkoord is gebleken dat de bijtelling voor elektrische auto’s per 1 januari 2020 omhoog gaat. Daar hoeven we op Prinsjesdag dus waarschijnlijk niet veel nieuws meer over te verwachten. Maar wat speelt er verder nog op 17 september rondom mobiliteit en wat zien we massaal over het hoofd? SalarisNet sprak Heleen Elbert, spreker tijdens de Personeel en Salaris Vakdag over dit onderwerp.

Elbert: ‘We hebben een tijdje terug het klimaatakkoord gezien. We weten dus al wat er waarschijnlijk met de bijtellingspercentages voor elektrische auto’s gaat gebeuren. Ook weten we dat er geen kilometeradministratie meer hoeft worden bijgehouden voor ter beschikking gestelde fietsen, maar dat er ongeacht het aantal privékilometers een vaste bijtelling komt. Toch zitten er nog talloze vragen in de details van de invulling van deze mobiliteitskwesties.’

Lees ook: Bijtelling elektrische auto’s omhoog: een rekenvoorbeeld

De korting omlaag

Een van die details is de uitwerking van het klimaatakkoord. Daar moet Elbert trouwens nog wel even iets van het hart. Er heerst namelijk een hardnekkige overtuiging dat er sprake is geweest van 4 procent bijtelling. Elbert: ‘Er zijn geen speciale percentages. Er zijn alleen de percentages van 22 procent bijtelling voor auto’s van 2017 of later (25% voor 5 jaar oude auto’s van voor 2017) en 35 procent voor auto’s die ouder dan 15 jaar zijn. De wet hanteert vervolgens een aantal kortingen op dat percentage. De bijtelling gaat dus niet omhoog, de korting gaat omlaag. Waar op het gebied van elektrische voertuigen nu een korting geldt van 18 procent, wordt daar per 1 januari 2020 een korting waarschijnlijk van 14 procent van gemaakt. Daarom gaat de bijtelling op elektrische auto’s van voor 2017 die ouder zijn dan 5 jaar ook naar 11 procent.’

Overigens blijven er wel auto’s bestaan waar nog 4 procent bijtelling voor geldt. Dat zijn namelijk auto’s die op waterstof en zonne-energie lopen. Daar zijn er niet zo veel van, maar uit deze maatregel blijkt wel waar de overheid dus ontwikkelingen in wil zien. Elbert verwacht gezien de stimulering van waterstof, zonne-energie en mindere mate ook elektrische voertuigen de nodige aanpassingen rond de bpm, motorrijtuigenbelasting en accijns op Prinsjesdag.

De details rond de bijtelling

Ondanks het Klimaatakkoord zouden er nog best een paar interessante zaken kunnen aankomen op Prinsjesdag. Elbert: ‘Belasting en zekerheid gaan niet samen. Het is al vaker gebeurd dat een nieuwe wet rond de auto van de zaak al bekend was gemaakt en vervolgens toch nog werd gewijzigd. Ook zijn een aantal aspecten nog niet uitgewerkt. Het is bijvoorbeeld best mogelijk dat de lagere bijtelling niet voor 60 maanden zal gelden. Die termijn staat namelijk niet in het klimaatakkoord. Wat dat betreft heb ik helaas ook geen glazen bol.’

Bijtelling fiets voor de zaak

Op dit moment moet je belasting inhouden over de werkelijke waarde van het privégebruik als werknemers een fiets van de zaak hebben (een ter beschikking gestelde fiets). Deze bepaal je door het echte aantal privékilometers te vermeningvuldigen met de werkelijke kilometerprijs van de fiets. Om dat te vereenvoudigen, komt er per 1 januari 2020 een bijtelling van 7 procent. Toch is Elbert niet onverdeeld positief over deze nieuwe regeling: ‘Als eerste vraag ik me af of mensen de huidige belasting überhaupt wel inhouden. Met een vaste bijtelling gaan die mensen er dus op achteruit. Maar deze regeling maakt het misschien ook minder aantrekkelijk om de fiets te nemen. Rijd je met een auto van de zaak niet meer dan 500 privékilometers, dan betaal je niets. Rijd je met de fiets van de zaak, dan heb je deze marge niet.’

Lees ook: Nieuwe rekenmethode fiets van de zaak

Vragen rondom bijtelling fiets

Ook zijn er nog een aantal aspecten in de regeling die Elbert aan wil stippen. ‘In deze regeling is er voor gekozen om bij de bepaling van de bijtelling te kijken naar de consumentenadviesprijs. Niet – zoals de werknemer mogelijk verwacht – de prijs die daadwerkelijk betaald werd en op de factuur staat. Het is dus mogelijk dat de bijtelling anders is dan verwacht. Ook moet je even goed nakijken wat een fiets is. Voor een simpel basismodel is die vraag makkelijk te beantwoorden. Maar hoe zit het met elektrische fietsen? Is een speed pedelec een fiets? Telt een snorfiets ook? Maar ik kan ook praktische vragen verzinnen. Hoe zit het bijvoorbeeld met het onderhoud van de fiets? Als de band lek is, wie regelt dat dan? Mag de werknemer dat onderhoud zelf doen en mag hij daar geld voor terugvragen? De werkgever is verantwoordelijk, maar hoe werkt het in de praktijk? ’

Lees ook: Fiets van de zaak: vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen?

Auto van de werknemer, fiets van de zaak

Als laatste vraagt Elbert zich af of de regeling voor een eigen auto en de regeling voor een fiets van de zaak wel samen gaan. Mogen die werknemers de kilometers met hun privéauto nog declareren? Er is door de fiets van de zaak per slot van rekening sprake van zogenoemd vervoer vanwege de werkgever. Moeten die mensen nu verplicht door weer en wind met de fiets naar het werk?

Heeft het mobiliteitsbudget nog nut?

Met al deze regelingen ontstaat de vraag of het mobiliteitsbudget eigenlijk nog wel nut heeft. Elbert denkt van wel, maar waarschuwt wel. ‘Het mobiliteitsbudget is gewoon een pot geld waarvan de werknemer elke maand mag reizen. Hij kan leasen, fietsen, het openbaar vervoer gebruiken of een combinatie van vervoersmiddelen maken. Maar dan kan een situatie ontstaan waarin het budget ruimschoots kostendekkend is. Dat kan het geval zijn wanneer hij per saldo meer dan 19 cent per zakelijke kilometer ontvangt. Kan de inspecteur aannemelijk maken dat de vergoeding ruimschoots kostendekkend is, en kan de werknemer het tegendeel niet onderbouwen, dan kan de privéauto, en straks misschien ook de eigen fiets in de bijtelling betrokken worden. Medewerkers met een mobiliteitsbudget die veel op de fiets komen, zouden dus in extreme gevallen geconfronteerd kunnen worden met een bijtelling voor hun eigen fiets. Ik verwacht niet dat de belastingdienst hier actief naar gaat speuren, maar het zou wel naar boven kunnen komen in een controle.’

Een zelfde probleem kan ontstaan met auto’s. De eigen auto van een werknemer kan op dezelfde manier in de bijtelling worden betrokken. Maar wat te denken van dit probleem: Een werkgever die een auto huurt en die ter beschikking stelt aan de werknemer creëert een situatie waarin bijtelling ontstaat. Maar wat als de werknemer zelf een auto huurt, betaalt en vervolgens declareert? Ook in dergelijke gevallen kan dit probleem spelen.

In het Klimaatakkoord is aangekondigd dat men in de toekomst denkt aan een mogelijke bonus bij een zuinig gebruik van een mobiliteitsbudget. Het is dus mogelijk dat dit risico in de toekomst tot het verleden gaat behoren.

Kilometerheffing en youngtimers

Elbert wacht met spanning op het wetsvoorstel Autobrief 3, maar vraagt zich af of die brief nog wel komt. ‘We hebben inmiddels het Klimaatakkoord gezien. Daar staan alle plannen al in. Mogelijk zien we het nog in de Prinsjesdagstukken. In de praktijk krijg ik bijvoorbeeld veel vragen over de youngtimerregeling. Deze regeling houdt in dat voor auto’s van 15 jaar of ouder een bijtelling geldt van 35 procent van de dagwaarde  (waarde in het economische verkeer). Deze regeling is interessant voor auto’s waarvan de dagwaarde fors lager is dan de originele cataloguswaarde. Er gaan geruchten dat deze regeling aangepast wordt. Dat zou met Prinsjesdag bekend gemaakt kunnen worden. Net als de plannen voor een kilometerheffing. Deze gaat straks alleen voor vrachtwagens gelden op bepaalde wegen en bekende sluiproutes. Maar je kunt er vergif op innemen dat personen- en bestelauto’s straks ook te maken krijgen met die heffing. Per slot van rekening starten ze nu al met drie verschillende proeftrajecten.’

Meer weten over mobiliteit? Kom naar de Personeel & Salaris Vakdag!Heleen Elbert geeft inzicht in de wijzigingen en de gevolgen voor werkgever en werknemer. Moeten we massaal aan de fiets van de zaak? Wat zijn de plannen voor de bijtelling? Kun je nog wat met het mobiliteitsbudget, en, last but not least: wat is het laatste nieuws van Prinsjesdag? Heleen Elbert praat u tijdens deze sessie helemaal bij.
Aan bod komt onder meer:PrinsjesdagAutobrief 3: het beleid voor de komende jarenNieuw in 2020: de bijtelling voor de fiets van de zaakEindejaarstips

Dien verzoek teruggaaf BPM bij export op tijd in

Wij werken in opdracht van zakelijke cliënten maar ook als mediator tussen twee belanghebbenden.

Adviseer je klant om zijn verzoek om teruggaaf BPM bij export tijdig in te dienen. Als hij het verzoek niet binnen 13 weken indient, ontvangt je klant namelijk de BPM niet terug. Adviseer je klant ook om het verzoek aangetekend te verzenden. Een rechter besloot onlangs namelijk dat je klant het bewijs moet leveren dat hij het verzoek tijdig indiende. Kan je klant dat bewijs niet leveren en stelt de Belastingdienst dat het verzoek te laat is? Dan loopt je klant de teruggaaf BPM mis.

Exporteert een klant een auto naar het buitenland, dan kan hij recht hebben op teruggaaf van een fors bedrag aan BPM. Net als bij veel andere fiscale verzoeken, is bij een verzoek om teruggaaf van BPM de termijn essentieel. Let er daarbij ook op dat er nog andere eisen gelden waaraan je klant moet voldoen.

Bron(nen):

  • Rechtbank • 09-11-2017 • 16/2351 • ECLI:NL:RBZWB:2017:7741

Auteur: mr. H.A. Elbert voor Wolters Kluwer Avanzer Advies

Motorrijtuigenbelasting kan in de papieren lopen

Wij werken in opdracht van zakelijke cliënten maar ook als mediator tussen twee belanghebbenden.

Het rijden in een geschorste of buitenlandse auto brengt grote fiscale risico’s met zich mee. Hetzelfde geldt voor het niet (helemaal) voldoen aan de regels voor de grijskentekenregeling. Maak je klant bewust van de gevaren! De naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting kan namelijk enorm oplopen en een boete van 100% is het uitgangspunt.

Bij een geschorste auto is het risico een naheffing van vier keer het kwartaalbedrag per keer (drie dagen betrapt worden is dus twaalf keer het kwartaalbedrag!). De naheffing wordt opgelegd aan degene op wiens naam de auto staat, ook al is het de fout van een ander.

Bij een buitenlandse auto is het risico een naheffing over een aantal jaren (!), tenzij je klant kan bewijzen dat de auto hem/haar toen niet ter beschikking stond. De naheffing wordt opgelegd aan degene die in de auto rijdt op het moment van aanhouding of flitsen.

Bij een bestelauto die niet aan de grijskentekenvoorwaarden voldoet is het risico een naheffing naar het hogere personenautotarief. De naheffing wordt opgelegd aan degene op wiens naam de auto staat, ook al is het de fout van een ander.