Hoe ouder hoe beter? Oftewel: hoe zit het fiscaal met de youngtimer auto? 

Wij werken in opdracht van zakelijke cliënten maar ook als mediator tussen twee belanghebbenden.

Mr. H. Elbert 

(dit artikel is verschenen in Het Register, nr. 02 2025, geschreven in opdracht van het Register Belastingadviseurs)

Heleen Elbert is directeur-eigenaar van Elbert Fiscaal en Elbert Mediation.   

Hoe ouder hoe beter? Oftewel: hoe zit het fiscaal met de youngtimer auto? 

De populariteit van young- en oldtimers is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Het gaat om meer dan een verdubbeling sinds 2008. Veel van deze oudere wagens zijn in particulier bezit, maar ook onder de zakelijker rijders is er een toename te zien. Naast nostalgie kunnen de relatieve goedkope aanschafprijs, verzekeringskosten en wegenbelasting bijdragen aan de populariteit. En dan zijn er nog fiscale aspecten, die autofiscalist Heleen Elbert in dit artikel toelicht.  

Tot mijn grote vreugde zijn en blijven auto’s een dankbaar fiscaal onderwerp voor onze klanten. Hoe groot of klein de correctie (of de auto) ook is, een auto is voor de meeste klanten erg persoonlijk, net als de discussie over deze auto. Natuurlijk chargeer ik wel een beetje, maar u weet vast wel wat ik bedoel. In dit artikel omschrijf ik de fiscale mitsen en maren van de wat oudere auto van de zaak, uiteraard gebaseerd op de meest recente stand van zaken van jurisprudentie en wetgeving op het moment van schrijven van dit artikel. 

Wat is een auto? 

Deze vraag klinkt wellicht vreemd, maar is essentieel voor het beoordelen van de fiscale gevolgen van een voertuig. Allereerst dient u er namelijk zeker van te zijn of het voertuig een personenauto, een bestelauto of een ander soort auto is. Dit is niet altijd duidelijk en bovendien kan het vervoermiddel tijdens zijn levensduur veranderen van fiscale kwalificatie. Zo kan een bestelauto eenvoudig veranderen in een personenauto wanneer bijvoorbeeld een tussenschot wordt verwijderd of een andere aanpassing aan de auto wordt gedaan, zie bijvoorbeeld art. 1 lid 3 Wet BPM 1992i. Bovendien kan de fiscale kwalificatie van een vervoermiddel afwijken van de kwalificatie die de RDW (Rijksdienst voor het Wegverkeer) aan het vervoermiddel heeft gegeven. Daarbij heb ik het nog niet eens over kwalificatie door de autodealer waar de klant het vervoermiddel heeft gekocht of geleaset. Kortom, wanneer op het RDW-kentekenbewijs en/of bij de autodealer staat dat het een bestelauto is, wil dat nog niet zeggen dat dat fiscaal ook het geval is. In dit kader is er ook geen sprake van opgewekt vertrouwen door de ene overheidsorganisatie dat tegengeworpen kan worden aan de andere overheidsorganisatie. Dat een autodealer geen fiscaal vertrouwen kan opwekken, spreekt – neem ik aan – voor zich.  

De fiscale kwalificatie van een vervoermiddel kunt u vinden in art. 3 ev Wet BPM, een nadere uitwerking van de fiscale eisenii staat in het Besluit inrichtingseisen bpm en mrb iiiIn het Belastingplan 2025 is aangekondigd dat deze aanvullende fiscale inrichtingseisen vervallen per 1 januari 2027. Per die datum is er dan ook – naar verwachting – geen sprake meer van een kwalificatie-mismatch. 

Wat is de leeftijd van een auto? 

In het algemeen wordt de leeftijd van de auto bepaald op de tijd die verstreken is sinds de datum eerste toelating (DET) van de auto, waar dan ook ter wereld. Rijdt de klant in een auto die pas op latere leeftijd naar Nederland is gekomen, dan kunt u voor de fiscale regelingen dus gewoon de originele buitenlandse DET gebruiken. Ook hier is echter een kleine waarschuwing op zijn plaats: wanneer essentiële onderdelen van een auto vervangen worden door nieuwe onderdelen, kan er een herkwalificatie plaatsvinden: de originele leeftijd van de auto wordt dan verjongd. Deze uitzonderingssituatie laat ik hier verder buiten beschouwing. 

Specifieke regelingen voor oudere auto’s 

Natuurlijk zijn er meer fiscale regelingen die afhankelijk zijn van de leeftijd van de auto. In dit artikel ga ik nader in op de zogenoemde youngtimer-regeling en beschrijf ik kort de vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting voor oldtimers. 

De youngtimer-regeling 

De zogenoemde youngtimer-regeling is een onderdeel van de bijtellingsartikelen zoals het autokostenforfait van art. 13bis Wet LB 1964 en de onttrekking voor de ondernemer ex art. 3.20 Wet IB 2001. Deze twee artikelen hebben betrekking op personenauto’s en bestelauto’s als bedoeld in art. 3 Wet BPM.iv 

Conform art. 13bis lid 1 onder b Wet LB en art. 3.20 lid 1 onder b Wet IB wordt de bijtelling gesteld op ten minste 35% van de waarde van de auto indien de auto meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen. De waarde van de auto van 15 jaar of ouder wordt op grond van het vijfde lid onder b van deze artikelen gesteld op de waarde in het economische verkeer. Op grond van het tweede lid wordt hierop een vermindering toegepast indien uit het kentekenregister blijkt dat de CO2-uitstoot van deze auto 0 gram per kilometer is. 

Bovengenoemde wetsartikelen hebben in de praktijk de volgende fiscale gevolgen: 

Fiscale kwalificatie vervoermiddel 

De youngtimer-regeling is alleen van toepassing op personenauto’s en bestelauto’s. Deze regeling geldt dus niet voor andere vervoermiddelen zoals motoren, vrachtwagens et cetera. Ook met betrekking tot de fiets van de zaak (art. 13ter Wet LB en 3.20a Wet IB)v kan deze regeling niet gebruikt worden. Voor een motor of vrachtwagen van de zaak is dit op zich niet zo’n probleem, omdat de waarde van eventueel privégebruik gebaseerd wordt op het werkelijke privégebruik en niet op een forfait. Voor een fiets van de zaak geldt wel een forfait, maar ik betwijfel of er heel veel fietsen van de zaak van 15 jaar of ouder op de balans van onze klanten te vinden zijn. 

Waarde in het economische verkeer 

De bijtelling voor een youngtimer wordt berekend op basis van de waarde in het economische verkeer (WEV). De klassieke definitie daarvan is: ‘De prijs die bij aanbieding van de zaak, ten verkoop op de meest geschikte wijze na de beste voorbereiding, door de meestbiedende gegadigde, daarvoor zou zijn besteed’.vi Deze waarde kan natuurlijk per jaar verschillen. In de praktijk adviseer ik dan ook om jaarlijks op internet te zoeken naar de verkoopwaarde van een gelijksoortige auto als die van de klant, rekening houdend met de uitvoering, het aantal kilometers enzovoorts. Voor de bewijslast daarvan kunt u een taxatierapport laten opstellen, maar u kunt ook een printje maken van de uitkomst van de zoektocht op internet.  

 
Let op: in het jaar van aankoop van de auto is de WEV uiteraard minimaal het bedrag waarvoor de klant de auto heeft gekocht. Dit lijkt mij op zich logisch, maar ik kom in de praktijk vaak genoeg tegen dat een klant de youngtimer bijvoorbeeld voor € 25.000 heeft gekocht, maar van mening is dat de bijtelling plaats moet vinden over de veel lagere waarde die in het taxatierapport staat dat de verkoper (of iemand anders) erbij heeft geleverd. Maar ja, als u (de klant) € 25.000 betaalt voor een auto die volgens de taxatie bijvoorbeeld € 5000 waard is, bent u in dat jaar toch echt de meestbiedende gegadigde. Kortom, voor de bijtelling in het jaar van aankoop moet u gewoon uitgaan van € 25.000. 

Dit aandachtspunt geldt ook andersom: hebt u een klant die een youngtimer aankoopt voor € 5000 en deze auto vervolgens in hetzelfde jaar – op kosten van de zaak – voor € 30.000 laat opknappen, dan is het naar mijn mening niet redelijk om de WEV op € 5000 te stellen. Deze WEV hoeft mijns inziens overigens ook niet € 35.000 te zijn, omdat de opknapkosten niet rechtstreeks zijn om te zetten in een waardestijging; maar er zal meestal toch sprake zijn van enige waardestijging ten opzichte van de aankoopprijs. 

De nulemissie youngtimer 

Zijn er ook elektrische youngtimers? Jazeker! Als ik het goed onthouden heb, waren er al in de 19e (!) eeuw elektrische auto’s voorhanden, dus het is zeker mogelijk dat de youngtimer van de klant een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer heeft. Of dit zo is, kunt u voor de meeste auto’s eenvoudig nakijken in het kentekenregister (zie rdw.nl) of via de RDW-app. Een auto van 15 jaar of ouder valt uiteraard niet onder de 60-maanden overgangsregeling, dus voor deze auto’s moet elk jaar per 1 januari bezien worden of er nog een korting in de bijtellingsartikelen staat. Voor het jaar 2025 staat er echter nog een bijtellingskorting van 5% vermeld in de wettekst. Deze korting is van toepassing op de eerste € 30.000 (tenzij het een waterstof- of zonnecelauto betreft). Voor een nulemissie-youngtimer betekent dit dat de bijtelling per saldo 30% (35% minus 5%) bedraagt over de cap van € 30.000. 

Voorbeeld 1 

Youngtimer 1, WEV € 50.000, emissie 0 gram/km 

Youngtimer 2, WEV € 50.000, emissie 100 gram/km 

Uitwerking bijtelling 

Youngtimer 1: 30% over € 30.000 plus 35% over € 20.000 = € 16.000 

Youngtimer 2: 35% over € 50.000 = € 17.500 

Bijtellingscombinaties met een youngtimer 

In dit kader heb ik het over twee verschillende combinaties: de bijtellingscombinatie bij een auto die in de loop van het jaar de leeftijd van 15 bereikt en de bijtellingscombinatie bij een klant die meerdere auto’s van de zaak ter beschikking gesteld heeft gekregen, waaronder een youngtimer. 

  1. De auto wordt in de loop van het jaar een youngtimer 

In dat geval is de bijtellingsberekening redelijk simpel: voor het deel van het jaar waarin de auto 14 jaar oud is, hanteert u de bijtelling over de catalogusprijs inclusief btw en bpm. Voor de rest van het jaar hanteert u 35% over de WEV.  
Een aandachtspunt voor de praktijk is de bijtelling op 14-jarige leeftijd. Voor auto’s met een DET uit 2016 of eerder, is de standaardbijtelling namelijk 25%. De 60-maandsperiode is dan uiteraard voorbij, dus er geldt meestal geen korting meer op de bijtelling, tenzij het een nulemissie-auto betreft (zie elders in dit artikel). Soms wordt er in de praktijk vanuit gegaan dat de bijtelling voor alle auto’s per 1 januari 2017 verlaagd is naar 22%, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat deze 22% alleen geldt voor auto’s met een DET uit 2017 of later. Omdat het nu 2025 is, zal een 14 jaar oude auto dus meestal een bijtelling van 25% hebben. 

Voorbeeld 2 

Een auto heeft een DET van 1 oktober 2010, de catalogusprijs inclusief btw en bpm is € 75.000, de WEV is in dit jaar € 20.000. 

Uitwerking bijtelling 

Bijtelling t/m september 2025: 9/12 (25% van € 75.000) 

Bijtelling over oktober t/m december 2025: 3/12 (35% van € 20.000) 

Voorbeeld 3 

We gaan uit van dezelfde auto, maar ditmaal is het een nulemissie-auto 

Uitwerking bijtelling 

Bijtelling t/m september 2025: 9/12 (20% van € 30.000 plus 25% van € 45.000) 

Bijtelling over oktober t/m december 2025: 3/12 (30% van € 20.000) 

  1. Youngtimer is een van de ter beschikking gestelde auto’s 

Wanneer de klant in een jaar meerdere auto’s ter beschikking gesteld heeft gekregen, is het op grond van een toezegging van de Belastingdienst soms mogelijk om het aantal auto’s waarvoor bijgeteld moet worden, te beperken. In het Handboek Loonheffingen van de Belastingdienstvii staat bijvoorbeeld in paragraaf 23.3.12 (versie oktober 2024): 

‘Redelijke toepassing van deze regels betekent dat de waarde van het privégebruik auto bij meerdere ter beschikking gestelde auto’s beperkt kan blijven tot 1 auto als de werknemer alleenstaand is of als in zijn gezin 1 persoon een rijbewijs heeft. U houdt alleen rekening met de bijtelling van de auto met de hoogste bijtelling. Als in het gezin van de werknemer 2 personen een rijbewijs hebben, berekent u de bijtelling over 2 auto’s. U houdt alleen rekening met de bijtelling van de 2 auto’s met de hoogste bijtelling. De bijtelling bestaat uit de forfaitaire bijtelling verminderd met de eigen bijdrage voor het privégebruik van de auto.’ 

Heeft de klant bijvoorbeeld drie auto’s ter beschikking en is hij of zij de enige thuis met een rijbewijs, dan wordt er maar één auto bijgeteld. De vraag is natuurlijk over welke van de drie auto’s de bijtelling berekend moet worden. Tot 2022 mocht u hierbij uitgaan van de auto met de hoogste catalogusprijs. Toentertijd kon het dus erg voordelig zijn om een youngtimer aan te schaffen met een hoge catalogusprijs, maar een lage WEV. Per 2022 is het beleid echter gewijzigd en moet u uitgaan van de auto met de hoogste bijtelling. Mocht uw klant al langer van deze regeling gebruik maken, dan is het uiteraard verstandig om even te checken of men de bijtelling hierop heeft aangepast. 

Voorbeeld 4 

De klant heeft drie auto’s ter beschikking gesteld gekregen. De catalogusprijzen inclusief btw en bpm zijn: 

Auto 1 € 100.000 – bijtelling 22% van € 100.000 = € 22.000 

Auto 2 € 80.000 – bijtelling 22% van € 80.000 = € 17.600 

Auto 3 € 105.000 

Auto 3 is een youngtimer met een WEV van € 10.000, de bijtelling is dus 35% van € 10.000 = € 3.500 

De klant is alleenstaand. 

Uitwerking bijtelling 

Situatie tot 2022: bijtelling € 3.500 (auto 3) 

Situatie vanaf 2022: bijtelling € 22.000 (auto 1) 

Youngtimer-regeling in de Wet op de omzetbelasting 1968 

De youngtimer-regeling staat in de Wet LBviii en de Wet IBix; met andere woorden: niet in de Wet OB 1968. Ik zie in de praktijk wel eens dat de btw-correctie (btw-dienst) van 2,7% of 1,5% toegepast wordt op de waarde in het economische verkeer van de auto. Dit is dus niet juist. De btw-correctie moet toegepast worden op de originele catalogusprijs inclusief btw en bpm, ongeacht de leeftijd van de auto. Bovendien is de 2,7% correctie ook niet afhankelijk van de leeftijd van de auto, maar van het feit of de auto al dan niet met btw is gekocht en van de periode dat de auto in de boeken van de onderneming staat. Kortom, koopt de klant een youngtimer met btw? Dan is de btw-correctie de eerste vijf boekjaren 2,7% van de originele catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm. In dat geval kunt u voor deze correctie wellicht beter aansluiten bij het werkelijke privégebruik van de auto en/of controleren of u de correctie niet kunt beperken tot de daadwerkelijk voor die auto in aftrek gebrachte btw. 
In de praktijk is mij overigens gebleken dat niet alle medewerkers van de Belastingdienst hiervan op de hoogte zijn. Een van mijn klanten (een adviseur) paste keurig de 2,7%-dienst toe op een net aangeschafte, wat oudere btw-auto, maar de Belastingdienst was van mening dat dit toch echt 1,5% zou moeten zijn. 

Voorbeeld 5 

Youngtimer, originele catalogusprijs inclusief btw en bpm € 50.000, huidige waarde € 10.000 

De klant heeft de auto reeds tien jaar in bezit.  

Uitwerking bijtelling 

Bijtelling: 35% van € 10.000 = € 3500 

BTW-correctie: 1,5% van € 50.000 = € 750 

En hoe zit het met de oldtimers? 

Qua bijtelling en btw-correctie is er geen verschil tussen een youngtimer (15+) en een oldtimer (40+), dus daar kan ik kort over zijn. Wel is er een aanzienlijk verschil op het gebied van de motorrijtuigenbelasting: zodra de auto de respectabele leeftijd van 40 jaar bereikt, hoeft u namelijk geen motorrijtuigenbelasting meer te betalen. Ook deze regeling sluit aan bij de DET van de auto. In het verleden lag de leeftijdsgrens lager.  
Voor auto’s die door de verhoging van de leeftijdsgrens tussen wal en schip zijn geraakt, geldt een overgangsregeling. Voor deze auto’s geldt een kwarttarief; u betaalt bovendien maximaal € 154 per jaar. Hier zijn echter wel voorwaarden aan verbonden. Het moet bijvoorbeeld een benzineauto betreffen en u mag met deze auto in de maanden januari, februari en december niet van de weg gebruik maken. 

Afsluiting en conclusie 

Zoals over elke auto is er fiscaal ook het nodige te vertellen over de youngtimer. Niet alleen wijzigt het bijtellingspercentage bij het bereiken van de 15-jarige leeftijd, ook de basis voor de bijtelling wijzigt. Een aandachtspunt voor de praktijk is verder dat de youngtimer-regeling geen invloed heeft op de btw-correctie of de hoogte van de btw-dienst. Deze blijft gebaseerd op de originele catalogusprijs, ongeacht de leeftijd van de auto.  

Of we qua bijtelling nog lang kunnen genieten van de youngtimer-regeling? Hoewel ik geen voorspellende gaven heb, denk ik van wel. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de leeftijdsgrens iets verhoogd wordt, maar een totale afschaffing lijkt mij niet logisch, al was het alleen maar omdat afschaffing ertoe leidt dat een kapitale Bentley uit 1930 dan qua bijtelling een heel stuk voordeliger zou zijn dan nu, nietwaar? 

Paar doesoe loesoe:de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm nader beschouwd

Wij werken in opdracht van zakelijke cliënten maar ook als mediator tussen twee belanghebbenden.

Oftewel: waarom krijg je voor WOZ en bpm zaken minder proceskosten vergoed dan voor andere belastingzaken? Anneke Monsma en ik zijn het duidelijk niet met deze wetswijziging eens. Onder de titel Paar doesoe loesoe hebben wij hierover een artikel geschreven dat gepubliceerd is in het Maandblad Belasting Beschouwingen.

Interesse in dit artikel? Neem dan Contact met ons op.

Boetes, burgers en buitenland (De Nederlandse autobelastingen zijn duidelijk niet voor watjes)

Wij werken in opdracht van zakelijke cliënten maar ook als mediator tussen twee belanghebbenden.

NTFR 2022/3740

NTFR 2022/3740 – Boetes, burgers en buitenland (De Nederlandse autobelastingen zijn duidelijk niet voor watjes)



mr. H.A. Elbert

oud-belastinginspecteur. Zij is werkzaam als zelfstandig fiscaal-jurist via www.elbertfiscaal.nl. Daarnaast is zij als promovenda autobelastingen verbonden aan de Erasmus Universiteit.

Quasi voor de grap poneer ik weleens de stelling dat er twee soorten autobelastingen zijn: de autobelastingen voor watjes en de echte autobelastingen. Met de ‘autobelastingen voor watjes’ doel ik dan met name op de bijtelling c.q. de toepassing van het autokostenforfait en de omzetbelastingregels zoals de btw-correctie op het privégebruik van de auto van de zaak. Natuurlijk zitten daar ook de nodige haken en ogen aan. Denk alleen al aan het verschil in de bewijslastproblematiek (doen blijken versus aannemelijk maken) en het verschil in de behandeling van het woon-werkverkeer. Waarom makkelijk doen als het moeilijk kan, nietwaar? Waarom ik dit dan toch autobelastingen voor watjes noem? Dat is omdat deze fiscale regels omkleed zijn met het aura van redelijkheid en billijkheid en dan ook nog het doel en de strekking van de wet lijken te dienen. Nee, dan de ‘echte’ autobelastingen: de motorrijtuigenbelasting (Wet MRB 1994, hierna: MRB) en de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (de BPM)! Daar hebben ze nog nooit gehoord van redelijkheid en billijkheid. En – hoewel ik toegeef dat ik iets overdrijf voor het dramatische effect – bij de MRB en de BPM is het gewoon een kwestie van ‘betalen en niet zeuren’! Gaat er iets niet helemaal goed? Bam! Daar doen we dan gewoon standaard 100% boete bovenop, en klaar is Kees. Leuker kunnen we het niet maken, rechtvaardiger zeker niet.

Wordt er door belastingplichtigen misbruik gemaakt van de MRB- en BPM-regels? Natuurlijk, zolang er belastingregels zijn, zijn er mensen die er misbruik van maken. Maar is het dan rechtvaardig om die legislatieve frustratie op nietsvermoedende burgers uit te leven? Wat mij betreft is het antwoord een volmondig nee. Dit is overigens zeker geen pleidooi voor het straffeloos laten van allerlei constructies, maar te ver doorschieten naar de andere kant kan wat mij betreft ook niet de bedoeling zijn.

Mag ik een paar voorbeelden noemen van keiharde wetgeving?

Onbewuste import

Kijk eens naar art. 1 lid 6 BPM. Ik vermoed dat iedereen wel weet dat je tegen belastingproblematiek aan loopt wanneer je een auto uit het buitenland importeert. Wie dat doet, schakelt doorgaans een specialist in of duikt ter voorbereiding in de geldende regelgeving. Maar ik vermoed dat niet iedereen weet dat je ook onbewust een auto kunt importeren. Dit doe je door als inwoner van Nederland (ex art. 4 AWR) van de Nederlandse weg gebruik te maken in een auto zonder Nederlands kenteken. Kortom, zit jij in Nederland achter het stuur van een buitenlandse auto (dit is per slot van rekening een auto zonder Nederlands kenteken), dan importeer je een auto tenzij 1) je daarvoor een vergunning hebt of 2) de eigenaar van deze auto zich bij jou in de auto bevindt. In art. 1 lid 6 BPM staat namelijk:

‘Ingeval een niet ingeschreven (…) auto (…) feitelijk ter beschikking staat van een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam, is de belasting (HE: BPM) verschuldigd (…).’

Let wel: het is voor de heffing dus niet relevant of je de eigenaar van de auto bent. Met andere woorden: de heffing is zelfs verschuldigd wanneer je de auto gehuurd, geleend of gestolen hebt. Eenieder wordt geacht de wet te kennen, toch? En dan heb ik het nog niet eens gehad over de 100% boete die je krijgt opgelegd wanneer je niet zelf BPM-aangifte hebt gedaan van dit belastbare feit. Bovendien loop je het risico dat je een naheffingsaanslag MRB krijgt voor de vijf afgelopen jaren, tenzij je aannemelijk kunt maken dat deze auto jou een kortere periode ter beschikking heeft gestaan. Ook hier is de boete 100%, hoewel in de MRB heel af en toe het begrip ‘menselijke maat’ wordt toegepast door de rechter en door sommige inspecteurs. Uiteraard zijn er bestuurders die welbewust de kans nemen op deze aanslag, maar in mijn praktijk ben ik ook eens een negentienjarig meisje tegengekomen dat met een aantal andere jongeren aan het carpoolen was naar Polen in een auto met een Pools kenteken. Bij een douanecontrole zat dat meisje aan het stuur en zij werd vervolgens verblijd met een naheffingsaanslag van een paar duizend euro. Omdat zij te laat was met haar bezwaarschrift, heb ik dit niet voor haar uit kunnen vechten, en dat zit mij nog steeds dwars. Aan de andere kant heb ik ook het nodige leedvermaak over een Nederlandse autodief die er na de diefstal van een Belgische auto achter kwam dat misdaad niet altijd loont. De aan hem opgelegde naheffingsaanslag kwam inclusief de 100% boete vermoedelijk ruimschoots uit boven de door hem verwachte opbrengst van het gestolen goed. In dit kader beveel ik het lezen van art. 1 lid 6 BPM dan ook van harte aan aan alle ambtenaren die een eind willen maken aan het in Nederland rondscheuren met in het buitenland gehuurde luxe bolides. Nu moet ik in dit kader wel melden dat er geen eer te behalen valt aan elektrische auto’s omdat daarvoor geen BPM en MRB verschuldigd is, maar bij een niet elektrische bolide is het meestal prijsschieten, tenzij men vooraf een vergunning heeft aangevraagd.

Is hier dan helemaal niets aan te doen? Jawel, maar op grond van het herstelbeleid als genoemd in het laatste Kaderbesluit bpm zijn de mogelijkheden voor de Belastingdienst redelijk beperkt. Rijd je als inwoner van Nederland zonder vergunning in een buitenlandse auto, dan moet de inspecteur onderzoeken of je eventueel in aanmerking komt voor de speciale regeling die geldt voor werknemers of eigenaren van een buitenlands bedrijf. That’s it.

In dit kader pleit ik dan ook voor herinvoering van het tot 2010 geldende waarschuwingsbeleid: toen kreeg je alleen te maken met deze – soms torenhoge – aanslagen wanneer je al eerder schriftelijk gewaarschuwd was voor deze gevolgen of wanneer je beroepshalve op de hoogte had kunnen zijn van deze regeling. Natuurlijk zijn er dan mensen die het er bewust op aan laten komen, maar het negentienjarige meisje uit mijn praktijk zou je hier wel mee kunnen ‘redden’. En die autodief? Tja, die was wel zo slim om een beroep te doen op dat toen geldende waarschuwingsbeleid. De rechter oordeelde echter dat hij als autodief werkzaam was in de autobranche en derhalve beroepshalve op de hoogte had moeten zijn van deze regelgeving. Game, set and match voor de Belastingdienst!

Onbewuste ombouw

Ik heb nog een voorbeeld uit deze categorie: ombouw. Wanneer je er bewust voor kiest om jouw bestelauto om te bouwen tot personenauto (of tot welk ander motorrijtuig dan ook), verdiep je je waarschijnlijk in de fiscale regelgeving of huur je iemand in om dit voor jou te regelen. Het derde lid van art. 1 BPM geeft aan dat BPM verschuldigd is ter zake van de verandering van de hoedanigheid van het motorrijtuig. In deze categorie kom je, naast de bewuste ombouw, ook nog weleens een onbewuste ombouw tegen. Denk daarbij aan een pakketbezorger die het wel handig vindt om een luikje aan te brengen in de tussenwand van zijn bestelauto of aan bouwvakkers die het wel praktisch vinden om een paar kleine boxen in de tussenwand te bevestigen voor een goede geluidsbeleving op de weg. Een ander praktijkvoorbeeld is de eigenaar die een door een inbreker ingeslagen geblindeerde zijruit van zijn bestelauto als tijdelijke noodoplossing heeft vervangen door een gewone zijruit. Ook dit wordt fiscaal gezien als ombouw met als mogelijk gevolg naheffingsaanslagen BPM en MRB met de beruchte boete van 100%.

Onder het regime van eerdere besluiten was fiscaal herstel niet mogelijk wanneer er iets mankeerde aan de tussenwand of zijruit en dergelijke, of er nu sprake was van opzet of niet. In het nieuwe Besluit Inrichtingseisen van 16 december 2021, nr. 2021-213898 wordt dit fiscale onrecht grotendeels hersteld. Op grond van dit besluit mag je – onder toepassing van de hardheidsclausule van art. 63 AWR – eenmalig minieme afwijkingen herstellen zonder fiscale consequenties, maar dan moeten de tussenwand en de geblindeerde zijruit et cetera wel weer intact zijn. Verder wordt geëist dat de auto weer in de fiscaal juiste staat is gebracht en dat zowel het voertuig als de houder ‘onschuldig’ is. Oftewel in fiscaal Nederlands: dat ten aanzien van het motorrijtuig niet eerder een informatieformulier is uitgereikt en dat de kentekenhouder niet eerder schriftelijk is geïnformeerd over de inrichtingseisen van bestelauto’s. Kortom: in deze situatie geldt sinds kort het waarschuwingsbeleid dat we vroeger kenden bij de buitenlandse auto.

Ben je al eerder gewaarschuwd? Dan heb je dus – terecht – pech en betaal je hiervoor de fiscale rekening. Ben je niet eerder gewaarschuwd? Dan ga je eenmalig vrijuit zonder betalen. Een mooi voorbeeld van het herstel van een fiscaal onrecht.

Ik vraag mij tijdens het schrijven van deze Opinie overigens wel af of je als lezer van dit stuk als schriftelijk gewaarschuwd kunt worden gezien … Dit is natuurlijk een flauwe opmerking, maar die opmerking is ingegeven door het feit dat een vroegere cliënt van mij door een inspecteur als ‘eerder gewaarschuwd’ werd beschouwd omdat deze cliënt in zijn auto een krantenartikel had liggen waarin ik waarschuwde voor bepaalde fiscale consequenties. Het is maar dat u het weet.

Andere voorbeelden

Er zijn natuurlijk genoeg andere regelingen die wat harder uitpakken dan wellicht ooit de bedoeling is geweest. Als laatste voorbeeld noem ik de APK-regeling voor geschorste voertuigen. Heb je jouw auto geschorst voor de MRB, dan loop je het risico op een hoge belastingaanslag (een volledig jaar MRB plus 100% boete) per keer dat de auto wordt aangetroffen op de openbare weg. Let wel: ook een parkeerplaats of stoep kan tot de openbare weg gerekend worden. Mag je dan helemaal niets met die geschorste auto? Jawel, er geldt bijvoorbeeld een uitzondering voor de dag dat die auto naar de APK-keuring moet. Maar let op: neem het begrip ‘dag’ hierbij vooral letterlijk. Red je het om de een of andere reden niet om de auto voor sluitingstijd op te halen? Dan kun je fiscaal gezien flink aan de beurt zijn als je betrapt wordt, ook al meld je je de volgende dag nog zo vroeg aan de poort van het autobedrijf.

Het boetebeleid

Wanneer er niets aan de aanslag zelf te doen is, kun je altijd nog kijken naar de boete. Over het recente vergrijpboete-arrest van de Hoge Raad is al het nodige geschreven, maar ook wat betreft de verzuimboete is er van alles te melden. In zijn Kamerbrief van 4 oktober 2022, nr. 2022-0000215034 gaat de staatssecretaris ook in op de verzuimboetes bij de autobelastingen. Hij vindt – in mijn woorden – dat het netjes is om belastingplichtigen eerst te waarschuwen voordat er uiteindelijk een verzuimboete wordt opgelegd. Over verzuimboetes in de MRB en BPM merkt hij echter het volgende op:

‘In de MRB en BPM worden bepaalde verzuimen wel beboet zonder waarschuwing vooraf. Het gaat dan echter om situaties waarin de belastingplichtige op eigen verzoek een geclausuleerde vrijstelling of ontheffing van belastingplicht heeft gekregen (bijvoorbeeld schorsing van een personenauto), een voertuig heeft aangepast waardoor meer belasting is verschuldigd (…) of zonder kenteken rondrijdt. In die gevallen kan redelijkerwijs worden gesteld dat de belastingplichtige wist of behoorde te weten dat hij een risico loopt op beboeting op het moment dat hij zich niet (meer) aan de toepasselijke voorwaarden houdt. Een waarschuwing is daarom niet aangewezen.’

Mag ik hierbij aantekenen dat niet altijd redelijkerwijs kan worden gesteld dat belastingplichtige wist of behoorde te weten dat hij dit risico liep?

Tot slot

Vind ik dat de in deze Opinie genoemde en andere fiscale overtredingen door de vingers moeten worden gezien? Nee, natuurlijk niet. Waar ik in deze Opinie wél voor wil pleiten is de mogelijkheid tot maatwerk, of populairder gezegd: de toepassing van de menselijke maat. Geef de inspecteur wat meer vrijheid om redelijkheid en billijkheid toe te passen in de autobelastingen. Straf misbruik zwaar, maar toon ook mededogen waar dat nodig en mogelijk is. Ik ben zeker niet zo naïef om te veronderstellen dat er dan geen mensen vrijuit gaan die het eigenlijk verdienen om fiscaal gestraft te worden. Ik leg echter wel de vraag voor of we ter voorkoming van dat misbruik zo rigide met de regels om moeten gaan dat we de kans willen lopen dat veel mensen onnodig hard gepakt worden door dit systeem. Dat iets wettelijk gezien juist is, wil namelijk niet zeggen dat het ook rechtvaardig is.

Geschreven in opdracht van Sdu Uitgevers

Prinsjesdag 2022 samenvatting

Wij werken in opdracht van zakelijke cliënten maar ook als mediator tussen twee belanghebbenden.

Door:Heleen Elbert in opdracht van Twinfield Wolters Kluwer

Prinsjesdag zit er inmiddels weer op. Ik hoorde een paar discussies over het lage aantal gedragen hoedjes en iets over de voorgenomen aanschaf van een nieuw koffertje door Minister Kaag. Dat brengt mij op de vraag wat onze Minister van Financiën daar dit jaar ingestopt had. Er is natuurlijk veel (te veel) om op te noemen, dus ik pak er een paar opvallende zaken uit.Veel wijzigingen waren natuurlijk al bekend uit het coalitieakkoord. Zo heeft de forse verhoging van de tariefopstap in de vennootschapsbelasting (van 15% over 395.000 euro naar 19% over 200.000 euro) het inderdaad gehaald. Een aanpassing van het box 2 tarief voor aanmerkelijkbelanghouders zit er aan te komen, maar deze gaat pas per 2024 gelden. Denk dus goed na over de planning van dividenduitkeringen. Bij grote bedragen kan het voordeliger zijn om deze in 2023 te doen en niet uit te stellen tot 2024. Dit is vanwege de invoering van de Wet Excessief Lenen sowieso handig wanneer de schuld van de aanmerkelijkbelanghouder aan de bv boven de 700.000 euro uitkomt.

Zijn we dan al klaar met de aanmerkelijkbelanghouder? Nee, want ook de gebruikelijkloonregeling wordt per 1 januari aangepast. Hoewel er al plannen rondgingen over het beperken van de zogenoemde doelmatigheidsmarge naar 15%, blijkt deze marge opeens helemaal te verdwijnen! Of er veel aanmerkelijkbelanghouders zijn die hun salaris baseren op meest vergelijkbare werkzaamheden weet ik niet, maar mocht dat bij jou het geval zijn, dan weet je dat je daar volgend jaar geen cent meer vanaf mag wijken.

Box 3

Tja, en wat hebben we allemaal te melden over box 3? Er komt een overgangsregeling tot de invoering van het nieuwe stelsel. Het juist etiketteren van vermogen wordt dan nog belangrijker dan het nu al is. Contantgeld en spaargeld wordt tegen een laag rendement belast, maar dat geldt niet voor vorderingen, aandelen en obligaties. Ik zou mijn uitstaande box 3 vorderingen dus maar snel incasseren. Rondom de peildatum belegging inwisselen voor spaargeld wordt ook nog even een dingetje: daar heeft men een antimisbruikregeling voor in het leven geroepen, met tegenbewijs, dat dan weer wel. Het kan lonend zijn om eens goed naar box 3 te kijken, want het tarief gaat elk jaar met 1% omhoog tot uiteindelijk 34%. De vrijstelling wordt volgend jaar overigens 57.000 euro per persoon.

Andere zaken

Er zijn natuurlijk nog genoeg andere zaken te benoemen. Zo wordt de overdrachtsbelasting nog verder verhoogd dan al aangekondigd en komt de bedrijfsopvolgingsregeling niet in de stukken voor. De reiskostenvergoeding gaat zowaar omhoog naar 21 cent, ook voor de IB-ondernemer en degenen die giftenaftrek of een aftrekpost voor zieken(huis)bezoek claimen.

30%-regeling

Ik sluit af met de 30%-regeling: die wordt in de toekomst beperkt tot de Balkenende norm. Goed verdienende werknemers uit het buitenland gaan er dus iets op achteruit. Een schrale troost is dat de vrije ruimte in de WKR iets omhoog gaat: 0,22% over de eerste 400.000 euro. 

Prinsjesdag 2022: welke fiscale konijnen komen er uit de hoge hoed?

Wij werken in opdracht van zakelijke cliënten maar ook als mediator tussen twee belanghebbenden.

Door:Heleen Elbert Geschreven in opdracht van Wolters Kluwer

Dit jaar speelt er het nodige in de maatschappij. Dat er oorlogen, boze boeren, hoge energierekeningen en dure boodschappen zijn is je waarschijnlijk niet ontgaan, om nog maar niet te spreken over de energietransitie en woningnood. Hoe zal men deze crisissen willen oplossen? Hierbij mijn vooruitblik.Vaak probeert men een deel daarvan op te lossen via de belastingen. Vanaf volgend jaar kun je waarschijnlijk rekenen op een lager inkomstenbelastingtarief en hogere heffingskortingen voor werkenden. Je zou dus netto meer over kunnen houden om uit te geven, ware het niet dat alle kosten ook zijn gestegen.

Thuiswerkvergoeding niet veel zoden aan de dijk

De minieme verhoging van de thuiswerkvergoeding zal waarschijnlijk ook niet veel zoden aan de dijk zetten. Op het eerste gezicht bespaar je mogelijk meer door op kantoor te gaan zitten en je op rekening van de baas te laten verwarmen. Over verwarming gesproken: het voorstel om de WKR (tijdelijk) uit te breiden met een gerichte vrijstelling voor de energiekosten thuis gaat het waarschijnlijk niet halen. Jouw baas mag best wel een deel van jouw privé energierekening vergoeden, maar dat is dus gewoon belast. In plaats daarvan komt er mogelijk een fonds dat jouw energierekening over neemt wanneer je hierdoor in de problemen komt. Natuurlijk moet die vergoeding dan binnen no time overgemaakt worden en natuurlijk bestaat daardoor de kans op uitvoeringsproblemen. Enfin, we gaan het zien.

Geen btw-verlaging op eerste levensbehoeften

Een btw-verlaging op eerste levensbehoeften (zoals bepaalde levensmiddelen) verwacht ik niet. Ik ben bang dat er bij zo’n voorstel een enorme discussie losbarst over wat er nu wel of niet onder dat tarief valt. Je weet wel, net als bij een eventuele vrijstelling voor groente en fruit. 

Meer duidelijkheid over Box 3

Wat verwacht ik dan wel? Nou, ik hoop in de eerste plaats dat er nog meer duidelijkheid komt over box 3. We weten al dat het nieuwe systeem niet eerder dan 2026 wordt ingevoerd, maar ik ben wel benieuwd hoe we de komende jaren dan door moeten. Wordt de rekening hiervoor inderdaad bij het vastgoed gelegd? Ik ben bang van wel. Mogelijk gaat het eigenwoningforfait omhoog en er zijn ook geruchten dat de boekwinst bij verkoop van een eigen woning wordt belast. Ik verwacht echter niet dat dit laatste onderdeel op korte termijn ingaat. Een verhoging van de overdrachtsbelasting voor vastgoed dat geen eigen woning is, zit echter wel in de pijplijn.

Vennootschapsbelastingtarief omhoog

Een andere belastingmaatregel die pijn gaat doen, is de verhoging van het vennootschapsbelastingtarief: niet alleen gaat de tweede schijf al vanaf 200.000 euro gelden, maar het lage belastingtarief gaat naar verwachting ook omhoog van 15% naar 19%. Het is toch een aardig verschil: 15% over de eerste 395.000 euro of 19% over de eerste 200.000 euro. 

Zelfstandigenaftrek nog meer omlaag

Voor inkomstenbelastingondernemers heb ik ook minder goed nieuws: de zelfstandigenaftrek gaat nog meer omlaag dan in eerdere jaren is aangekondigd. Het zou mij niet verbazen wanneer deze binnen een aantal jaren helemaal verdwenen is… Om maar in ondernemerssferen te blijven: het handhavingsmoratorium voor de Wet DBA blijft nog wel even bestaan, in normaal Nederlands: de kans dat de Belastingdienst binnenkort komt controleren of de door jou ingehuurde ondernemer toch misschien een schijnzelfstandige is, is niet zo heel erg groot. Natuurlijk is het wel verstandig om hier zelf eens kritisch naar te kijken, je weet per slot van rekening maar nooit. 

En dan nog de auto..

Tja, en dan hebben we natuurlijk nog de auto. Voor een elektrische auto geldt volgend jaar een bijtelling van 16% over de eerste 30.000 euro van de cataloguswaarde (bij waterstof of zonne-energie over de hele cataloguswaarde). Let wel even op dat deze percentages en bedragen voor volgend jaar weliswaar zijn vastgelegd, maar dat dat niet wil zeggen dat ze niet last-minute kunnen worden gewijzigd. Wat wel goed is om te weten is dat je volgend jaar als particulier nog steeds subsidie (SEPP) kunt aanvragen bij de aankoop of lease van een elektrische auto. Het subsidiebedrag voor nieuwe auto’s wordt wel iets lager, maar het is toch leuk meegenomen nietwaar?

Welke fiscale konijnen komen er uit de hoge hoed?

Enfin, er staan nog veel meer wijzigingen gepland. Volgende week gaan we zien welke uitgelekte plannen doorgaan, welke in de prullenbak zijn verdwenen en welke nieuwe fiscale konijnen uit de hoed worden getoverd. Ik ben benieuwd…  

Heleen Elbert fiscaal-jurist

Heleen ElbertFiscaal-jurist, specialist autobelastingen

Scheiden doet lijden, ook in de toeslagenaffaire?

Wij werken in opdracht van zakelijke cliënten maar ook als mediator tussen twee belanghebbenden.

Dat de regelgeving rondom de toeslagen tot de nodige ellende heeft geleid is ongetwijfeld opgevallen. Dat een relatiebreuk en dan met name een echtscheiding tot de nodige ellende kan leiden is menigeen ook bekend. Dus, wat krijg je als je de toeslagenellende combineert met een echtscheiding? Juist: nog meer ellende. Nou ja, er zijn natuurlijk stellen waarvoor dat niet geldt, maar het is beter om uit voorzorg het een en ander goed met elkaar af te spreken. Dat er zelfs dan gedoe kan zijn, blijkt uit de volgende zaak.

Door mr. H.A. (Heleen) Elbert, Elbert Fiscaal, verschenen in BelastingZaken Magazine nr. 2, april 2022

Een echtpaar heeft in de jaren 2014 – 2016 een conflict met de Belastingdienst over de belasting en over de toeslagen, in dit geval de kinderopvangtoeslag. Men moet een fors bedrag (een kleine € 60.000) terugbetalen aan de Belastingdienst. Of de stress rondom de terugbetaling en de daaropvolgende discussie met de Belastingdienst tot de scheiding hebben geleid weten we natuurlijk niet, maar het echtpaar gaat in 2017 uit elkaar. Eind 2017 spreekt de rechtbank de echtscheiding uit. Ze nemen allerlei afspraken op in het echtscheidingsconvenant en ook de toeslagenschuld komt daarbij aan de orde. De discussies met de Belastingdienst lopen nog, maar men spreekt af dat de het uiteindelijke eindbedrag van de schuld voor rekening van de vrouw komt. In een ander deel van het echtscheidingsconvenant spreken beiden af dat nagekomen baten uit de huwelijksperiode aan elkaar gemeld worden. Het is de bedoeling om deze eerlijk te delen.

De Toeslagenaffaire

De afloop van de toeslagenaffaire heeft ruimschoots de pers gehaald. Voor dit ex-paar betekent het dat de kinderopvangtoeslag uiteindelijk toch niet terugbetaald hoeft te worden. Goed nieuws dus voor mevrouw. Voor gedupeerden van deze affaire, zoals deze ex-echtgenoten zijn er diverse vergoedingsregelingen opgetuigd, maar hoe werkt dat dan uit als men inmiddels uit elkaar is? Wie heeft dan waar recht op en hoe regelt men dat? Het praktische probleem is namelijk dat slechts een van de ouders de kinderopvangtoeslag aan kan vragen. Deze ouder is dan de toeslagouder. Is men nog bij elkaar, dan is de andere ouder niet de toeslagouder, maar de toeslagpartner. Omdat de toeslagouder de kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd, is dat de ouder die recht heeft op een (schade)vergoeding. De andere ouder vist dus in principe achter het net.

Vergoeding gedupeerden toeslagenaffaire

Als gedupeerde van de toeslagenaffaire kan men een beroep doen op een aantal vergoedingen. Natuurlijk zijn daar voorwaarden aan verbonden. We zetten er een aantal op een rij:

  1. De Catshuisregeling

Deze regeling is ingesteld door voormalig staatssecretaris Alexandra van Huffelen. Degene die de toeslag ooit heeft aangevraagd krijgt € 30.000 uitbetaald. Is dit hoger dan de onterecht teruggevorderde of niet ontvangen kinderopvangtoeslag? Dan hoeft er niets terugbetaald te worden. Is het bedrag hoger, dan kan men een aanvulling aanvragen. Om gebruik te mogen maken van deze Catshuisregeling moet men zich melden. Deze regeling is bedoeld voor mensen waarvan de kinderopvangtoeslag tussen 2005 en 2019 onterecht is stopgezet of onterecht moest worden terugbetaald. Bovendien moet de terugbetaling of verlaging van de kinderopvangtoeslag in een van de jaren minimaal € 1.500 bedragen. Deze grens geldt overigens niet als er sprake is van vooringenomenheid. Dat men geen recht heeft op deze regeling wanneer men geen kinderen heeft of nooit kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd spreekt waarschijnlijk wel voor zich. Dat men er ook geen recht op heeft wanneer de terugbetaling bijvoorbeeld een gevolg is van een te hoog geschat aantal uren aan kinderopvang of te weinig gewerkte uren is in de praktijk wat minder bekend.

  • Aanvullende compensatie

Heeft men niet genoeg aan de Catshuisregeling, dan kan men bijvoorbeeld nog een aanvullende compensatie aanvragen. Hiervoor moet men integrale toetsing aanvragen.

De aanvullende compensatie bestaat uit de som van:

  • De kinderopvangtoeslag waar men recht op had maar die men onterecht niet heeft ontvangen of heeft moeten terugbetalen.
  • Een vergoeding voor materiële en immateriële schade
  • De aan de Belastingdienst betaalde rente en kosten.
  • Een vergoeding voor juridische hulp die in het verleden is ingeschakeld (bijvoorbeeld de factuur van de fiscalist die de rechtszaak heeft gevoerd.)
  • Een rentevergoeding; en
  • Een aanvullende vergoeding van 1%

Van dit totaalbedrag trekt men de eerder betaalde € 30.000 af.

Degene die de kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd, kan deze vergoedingen (Catshuis en compensatie) aanvragen. Een eventuele toeslagpartner of ex-toeslagpartner (de ‘andere ouder’) dus niet. Wanneer beiden nog bij elkaar zijn, zal deze bepaling waarschijnlijk niet zoveel problemen opleveren, maar wanneer er sprake is van een echtscheiding, is dat meestal een heel ander verhaal. De ene gedupeerde ouder ontvangt dan bijvoorbeeld de vergoeding van € 30.000 of meer, de ander niets.

  • Aanvullende vergoeding werkelijke schade

Na de in de vorige paragraaf genoemde integrale behandeling toetsing is er een mogelijkheid om de door de staatssecretaris ingestelde, onafhankelijke, Commissie Werkelijke Schade in te schakelen. Wanneer uit deze toetsing komt dat de werkelijke schade hoger is dan de hiervoor genoemde vergoedingen, kan hier een aanvullende vergoeding uit voortkomen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een aanvullende immateriële schadevergoeding of een vergoeding voor inkomensverlies vanwege de toeslagenaffaire.

  • Vergoeding ex-toeslagpartner

Andere gedupeerden dan de toeslagouder kunnen eventueel ook aanspraak maken op een vergoeding. Zo krijgen de gedupeerde kinderen een vergoeding, maar hoe zit het dan met de ex-toeslagpartner? Op dit moment ontvangt deze niets: de vergoeding is namelijk bedoeld voor het hele huishouden en de overheid gaat ervan uit dat men de verdeling van de ontvangen vergoeding in onderling overleg regelt. In de theorie is dit natuurlijk een prima opstelling, de overheid kan zich daar niet mee bemoeien. In de praktijk is het soms een heel ander verhaal, niet alle ouderparen (en zeker niet alle ex-echtgenoten) komen er samen uit. Om dit praktische probleem op te lossen, is een speciale regeling voor de exen in de maak. Maar let op: het kabinet heeft halverwege vorig jaar wel aangegeven dat men van plan is om de voormalig toeslagpartner te compenseren, maar dit is nog niet geregeld. De laatste update van de aanvraagpagina (de update van 15 april jl.) geeft aan dat dit plan nog steeds in de steigers staat. Ze werken er hard aan de ontwikkeling van de ex-partnerregeling, zo staat op deze webpagina te lezen. Is er nieuws, dan zal dat op deze website komen te staan. Van de mededeling dat de ex-partner hierover geen contact op kan nemen zou ik als ex-partner niet al te vrolijk worden. Zou men hiermee bedoelen dat men lekker door wil werken aan deze regeling zonder gestoord te worden door allerlei vragen?

Een klein lichtpuntje is dat men aangeeft al in stap 3 van de in totaal 5 stappen te zitten. Op 14 april jl. heeft de huidige staatssecretaris, Aukje de Vries, namelijk een zogenoemd Voortgangsrapportagetabblad naar de Tweede Kamer gezonden waarin zij de ex-partnerregeling verder toelicht. Helaas kan deze regeling nog niet in het wetsvoorstel ‘Wet hersteloperatie toeslagen’ worden opgenomen. De staatssecretaris wil de regeling graag goed op papier zetten zodat alleen de juiste ex-toeslagpartners een vergoeding ontvangen. Zodra ze weet hoe de regeling er precies uit moet komen te zien, hakt ze de knoop door en laat ze van zich horen. Daarna moet het voorstel natuurlijk nog het wetgevingsproces door, dus het gaat nog wel even duren. De staatssecretaris gaat er van uit dat de ex-partnerregeling op z’n vroegst in het tweede kwartaal van 2023 bekend is.

  • Kwijtschelding schulden

De Belastingdienst, de Belastingdienst/Toeslagen, CJIB, UWV, DUO, het CAK, LBIO, gemeenten, waterschappen en andere publieke organisaties schelden veel schulden van gedupeerde ouders kwijt. Dit geldt ook voor de schulden van hun huidige toeslagpartners. De ex-toeslagpartner komt hier dus niet voor in aanmerking en vist achter het net.

De gedupeerde ouder en zijn huidige toeslagpartner hoeven niets te doen voor deze kwijtschelding. Zelfs de ontvangen vergoeding hoeft men hier niet voor aan te spreken.

Bij deze kwijtscheldingsregeling gaat het om schulden van voor 1 januari 2021. Gaat het om een belasting- of toeslagschuld over het jaar 2020, dan wordt deze ook meegenomen wanneer de aanslag na 1 januari 2021 wordt opgelegd. Deze aanslagen worden direct na het opleggen automatisch kwijtgescholden.

Maar, stel dat men die compensatie van € 30.000 heeft gebruikt om schulden af te betalen? In dat geval krijgt men dat bedrag ook vergoed, uiteraard tot maximaal het ontvangen compensatiebedrag.

Hiervoor gelden onder meer de volgende voorwaarden:

  • Het gaat om een betalingsachterstand bij een private schuldeiser vóór 1 juni 2021 of een publieke schuld die gaat over de periode vóór 1 januari 2021; en
  • u hebt de compensatie gekregen vóór 13 februari 2021.
  • Als u de compensatie hier niet voor gebruikt had, zou de afgeloste schuld in aanmerking zijn gekomen voor de kwijtscheldingsregeling.

Is men pas na de aflossing als gedupeerde aangemerkt? Dan geldt er een soortgelijke regeling.

  • Aflossing private schulden

Gedupeerde ouders kunnen niet alleen aanspraak maken op kwijtschelding van overheidsschulden, maar de overheid is zelfs bereid private schulden van gedupeerden te zoveel mogelijk af te lossen. Niet alleen de private schulden van de toeslagouder, maar ook private schulden van de huidige toeslagpartner van deze toeslagouder. De ex-toeslagpartner komt hier dus ook niet voor in aanmerking.

Is de toeslagouder officieel aangemerkt als gedupeerde en heeft deze ouder € 30.000 of meer ontvangen als vergoeding? Dan kan men zich sinds 5 januari jl. melden bij het loket private schulden. Bij dat loket kan men een overzicht van de private schulden inleveren. Onder deze regeling vallen de meeste bestaande betalingsachterstanden, boetes en ophogingen. Deze moeten zijn ontstaan tussen 1 januari 2006 en 1 juni 2021. Normale (maandelijkse) betalingen zoals voor energie, water of telefoonabonnementen moet men wel blijven betalen. Zogenoemde gerechtelijke schulden kunnen ook bij het loket private schulden worden aangemeld.

  • Betaalpauze

Zodra gedupeerden de vergoeding van € 30.000 of een andere compensatie hebben ontvangen, kunnen zij op de pauzeknop drukken: de schulden worden dan gepauzeerd. Hoewel deze regeling officieel ‘moratorium’ wordt genoemd, spreekt men in de praktijk over een betaalpauze.

Wat gebeurt er tijdens de betaalpauze?

In die periode mogen schuldeisers geen beslag leggen op die 30.000 euro of een eventuele andere compensatie. De achterliggende gedachte achter deze pauze is het brengen van rust. De gedupeerde ouder is dan in de gelegenheid om met zijn schuldeisers te praten over een oplossing en kan ondertussen de vergoeding gebruiken voor een nieuwe start.

Welke schulden kunnen worden gepauzeerd?

Deze pauzeknop geldt allen voor de schulden die voor het indrukken van die pauzeknop zijn ontstaan. Deze betaalpauze geldt voor de gedupeerde toeslagouder, maar ook voor de – wederom alleen – huidige toeslagpartner van deze persoon.

Welke schulden kunnen niet worden gepauzeerd?

Normale maandelijkse betalingen (bijvoorbeeld voor energie, water, een krantenabonnement) kunnen niet worden gepauzeerd, net als schulden die zijn ontstaan na de ontvangst van de € 30.000.

Hoe werkt de pauzeknop?

Voor publieke schulden hoeft men niets te doen: deze pauzeknop wordt automatisch ingedrukt. Bij private schulden werkt dat anders: in dat geval moet de toeslagouder (of zijn huidige toeslagpartner) een bepaalde code doorgeven aan deze private schuldeiser. Deze code staat in een brief die de toeslagouder automatisch thuis ontvangt.

Hoelang duurt de betaalpauze?

De betaalpauze duurt een jaar en geldt zowel voor publieke als voor private schulden.

In dat jaar probeert de overheid zoveel mogelijk schulden op te lossen. Zijn de schulden na dat jaar nog niet opgelost? Dan loopt de pauzeknop voor publieke schulden door. Deze verlenging geldt niet voor private schulden.

Tegemoetkoming en echtscheiding

Zoals hiervoor aangegeven, gelden heel veel tegemoetkomingen alleen voor de ouder die de kinderopvangtoeslag ooit heeft aangevraagd. De regelingen gelden ook voor de huidige toeslagpartner van deze persoon. Daaruit volgt automatisch dat een ex-toeslagpartner vooralsnog buiten de boot valt. Deze ex-toeslagpartner kan eventueel gebruik maken van de tegemoetkoming voor ex-toeslagpartners, maar de tegemoetkoming voor ex-partners staat nog in de steigers tot minimaal het tweede kwartaal van 2023. In geval van een echtscheiding of een andere beëindiging van het toeslagpartnerschap is het aan te raden niet alleen aandacht te besteden aan de gebruikelijke zaken zoals alimentatie enzovoort, maar ook aan de diverse compensatieregelingen voor gedupeerden van de toeslagenaffaire.

Terug naar de zaak

De ex-echtgenoten uit het begin van dit artikel zijn gedupeerd door de toeslagenaffaire. De vrouw is in dit geval de toeslagouder, de man is de ex-toeslagpartner. Zij doet onder meer een beroep op de Catshuisregeling en de aanvullende vergoeding. Hij meldt zich alvast aan voor de ex-toeslagpartnerregeling. Ze waren gehuwd in gemeenschap van goederen en in hun echtscheidingsconvenant hebben zij afgesproken eventuele nagekomen baten eerlijk te delen. Wat nu? Kun we de ontvangen en/of nog te ontvangen toeslagenvergoedingen/compensaties zien als een nagekomen bate die gedeeld moet worden? Of hoeft dat juist niet omdat die compensatie aan de toeslagouder verknocht is en dus niet met de ex gedeeld hoeft te worden? Moet men een ontvangen vergoeding actief melden aan de ex of hoeft dat niet? Mocht je tot de conclusie komen dat de helft van de vergoeding verschuldigd is aan de ex-echtgenoot, dan komt de volgende vraag naar boven: valt deze private schuld onder de private schulden die je niet hoeft te betalen?  

De ex-echtgenoten komen er blijkbaar onderling niet uit, dus jaren na hun echtscheiding staan ze weer samen voor de rechter. De man vindt dat de vrouw hem de helft van de door haar ontvangen van € 30.000 moet betalen. Hetzelfde geldt voor de in de toekomst door haar te ontvangen aanvullende vergoeding. De vrouw is het hier beslist niet mee eens, maar stelt voor de zekerheid dat zij in dat geval ook de helft van zijn toekomstige ex-toeslagpartnervergoeding wil ontvangen.

De uitspraak

We kunnen er kort over zijn: de rechter vindt dat de toeslagencompensatie inderdaad een nagekomen bate is omdat het een compensatie voor het leed dat zij samen hebben geleden tijdens het huwelijk. De kinderopvangtoeslagschuld is namelijk ontstaan tijdens het huwelijk. Het is een huwelijkse schuld, dus zij hebben beiden recht op deze compensatie ook al wordt deze slechts aan een van de partners uitbetaald. Ook de rechters van Rechtbank Den Haag hebben geconcludeerd dat een compensatie in verband met de toeslagenaffaire moet worden verdeeld, omdat deze in de (partnerschaps)gemeenschap valt.

De conclusie is dus dat beiden de eventueel ontvangen compensatie met de ander moeten delen. Dit is dan weliswaar een private schuld, maar deze schuld wordt niet kwijtgescholden of overgenomen door de overheid. De ex-echtgenoot is namelijk niet een gewone schuldeiser, maar iemand die aanspraak maakt op een verdeling van een nagekomen bate. Men kan overigens onder zo’n verdeling uitkomen als er sprake is van verknochtheid. Verknochtheid zie je in de praktijk wel eens bij erfstukken of een eigen bedrijf. Geldt dat ook voor een zo’n toeslagencompensatie? De vrouw wijst onder op de stress die zij heeft gehad vanwege de toeslagenaffaire en de bijbehorende BKR-registraties. Omdat de toeslagendiscussie zich al tijdens het huwelijk afspeelde, ziet de rechter niet in waarom de vrouw de enige is die daar last van heeft gehad. Het argument van de verknochtheid gaat hier dus niet op. Kortom, beide echtgenoten moeten elkaar op de hoogte houden van eventueel ontvangen compensaties en deze bedragen keurig met elkaar delen.

Tot slot

Scheiden doet leiden, ook in de toeslagenaffaire. Hoewel niet iedereen in gemeenschap van goederen is gehuwd en niet iedereen dezelfde afspraken in het echtscheidingsconvenant zet, kunnen we in veel gevallen de voorzichtige conclusie trekken dat voormalig toeslagpartners de ontvangen compensatie met elkaar moeten delen als deze betrekking heeft op de periode dat zij nog elkaars toeslagpartner waren. Bij gemeenschap van goederen krijgt ieder in dat geval de helft, bij huwelijksvoorwaarden kan dat anders zijn. Voorkom aanvullende rechtszaken en laat dit goed uitzoeken voordat een eventueel convenant wordt ondertekend.

Bron: Rb. Overijssel 16-02-2022 (ECLI:NL:RBOVE:2022:498), Rb. Den Haag 25-5-2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:9067) en 09-11-2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:13732)

Handige links:

https://services.belastingdienst.nl/toeslagen-herstel/catshuisregeling-kinderopvangtoeslag/

https://services.belastingdienst.nl/toeslagen-herstel/catshuisregeling-kinderopvangtoeslag/hoe-werkt-de-catshuisregeling-kinderopvangtoeslag-e30-000-regeling/

https://services.belastingdienst.nl/toeslagen-herstel/kinderopvangtoeslag-herstelregelingen/compensatieregeling/

https://services.belastingdienst.nl/toeslagen-herstel/kinderopvangtoeslag-herstelregelingen/ook-een-ex-partner-kan-gedupeerd-zijn/

https://services.belastingdienst.nl/toeslagen-herstel/verder-zonder-schulden/private-schulden-afbetalen/

https://www.werkelijkeschade.nl/ (Website Commissie Werkelijke Schade)