Belastingnieuws met een twist: de nadronk van Prinsjesdag
Wij werken in opdracht van zakelijke cliënten maar ook als mediator tussen twee belanghebbenden.
Door: Heleen Elbert
We vroegen Heleen Elbert van Elbert Fiscaal duiding te geven van de belangrijkste Prinsjesdag 2025 maatregelen.
Dat Prinsjesdag mij ook dit jaar niet teleurgesteld heeft qua hoeveelheid nieuws, is denk ik niet verrassend wanneer je bedenkt dat ik dol ben op autobelastingnieuws, maar, was er voor de rest van Nederland ook wat te smullen?
Voor de liefhebbers van btw was natuurlijk het – niet onverwachte – nieuws dat de btw-verhoging op musea, cultuur etc. weer teruggedraaid wordt, maar verder leek het mij geen echt btw-feest, want dat de btw-diensten herziening per 1 januari wordt ingevoerd was vorig jaar al bekend.
Voor de inkomstenbelasting wordt er in box 1 wat aan de knoppen gedraaid qua tarieven en heffingskortingen, maar echt opzienbarend vond ik eigenlijk alleen dat de zelfstandigenaftrek omlaag gaat naar € 1.200. Nu kunnen ze dus wel zeggen dat de Nederlander (correcter: de Nederlandse mediaan) er volgend jaar zo’n 1,3% op vooruit gaat, maar voor de ondernemer met een eenmanszaak weet ik het nog niet zo net. Als pleister op den wonde: zij hebben dan wel weer mazzel met de strafheffing, maar daarover later meer. De geruchten dat het box 2 tarief volgend jaar wijzigt kloppen niet. Wel is het zo dat je als (adviseur van een) lucratief belanghouder even heel goed de Prinsjesdagstukken door moet nemen omdat je mogelijk te maken krijgt met een multiplier. Jouw tarief wordt dus niet hoger, maar je gaat meer betalen dan je eigenlijk aan lucratief belang voordeel ontvangt. En tja, moeten we het nog over box 3 hebben? Het heffingsvrije vermogen gaat omlaag, de groene beleggingen leveren bijna geen voordeel meer op en, oh ja, we doen het rendement van de overige beleggingen ook nog maar eens omhoog naar 7,78%. Kortom: de overheid legt een buffer aan voor de terugbetalingen.
Is het dan allemaal kommer en kwel qua belastingen? Nou, ik heb een ontroerend pareltje gevonden op het gebied van de erfbelasting! Als biologisch kind heb je in het vervolg ‘alleen’ nog maar een DNA-test nodig om gebruik te kunnen maken van alle fiscale kindervoordelen op dat gebied. Wat mij betreft een meer dan terechte wetswijziging. Eentje waar ik het minder mee eens ben is de aanpassing van de breukdelengemeenschap. Ontvang je meer dan 50% van jullie huwelijksvermogen, dan kan de Belastingdienst je met schenkbelasting om de oren slaan. Gezien het ‘kans op nadeel’-vereiste dat geldt bij een schenking, zit dat mij niet zo lekker. Maar enfin, het staat nu officieel in de wet dus hou er rekening mee wanneer je gaat scheiden of wanneer je jouw huwelijksvoorwaarden aan gaat passen. Om de erfbelasting toch positief af te sluiten breng ik het goede nieuws dat de aangiftetermijn naar 20 maanden gaat (de rente wordt ook opgeschoven) en dat je bij een schenking binnen 180 dagen voor overlijden niet nog een keer een aparte aangifte schenkbelasting hoeft te doen. Het lijkt mij fijn dat je na een overlijden eerst de tijd hebt om te rouwen en de aangifte erfbelasting even naar achteren kunt schuiven.
De aangiftetermijn van erfbelasting gaat naar 20 maanden en de rente wordt ook opgeschoven.Heleen Elbert
Om de nadronk af te sluiten (en ja, ik weet dat ik niet alle belastingwijzigingen heb genoemd), ga ik het nu hebben over een paar van mijn favoriete onderwerpen: de auto en de fiets. Dat je voor een 100% elektrische auto volgend jaar 70% motorrijtuigenbelasting gaat betalen i.p.v. 75% was al eerder aangekondigd. Dat er nieuws zou komen over de fiets van de zaak ook, maar de bijzonderheden zijn nu bekend gemaakt. De bijtelling voor de fiets wordt namelijk – met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 (!) – flink versoepeld. Heb je een fiets van de zaak en neem je die niet meer dan 10% van de tijd mee naar huis? Dan gaat de bijtelling er af! Ik vermoed dat we qua aannemelijk maken nog wat gedoe kunnen krijgen, maar vooralsnog lijkt me dit goed nieuws voor de sportieve lezers onder ons. Ben je zo sportief dat je elke dag naar kantoor fiets, dan heb je inderdaad pech, ik weet het.
Als uitsmijter ga ik het nu hebben over wat nu al de ‘strafheffing’ wordt genoemd: de pseudo-eindheffing voor werkgevers die hun personeel een niet 100% elektrische auto ter beschikking stellen. Hoewel de beoogde ingangsdatum 1 januari 2027 is, is het goed hier nu alvast bij stil te staan. Mocht je jouw personeel in de toekomst willen laten rijden in een diesel, benzine of hybride, dan is het handig om dit uiterlijk in 2026 te regelen. Er komt namelijk een overgangsregeling voor auto’s die al in 2026 of eerder ter beschikking zijn gesteld door de werkgever. Je ontspringt dan tot 17 september 2030 (of 1 juli 2030, dat is mij niet helemaal duidelijk) de dans. En met de dans bedoel ik een pseudo-eindheffing van 12% over de cataloguswaarde van die auto (bij auto’s van 25+ gaat het over de werkelijke waarde). Een flinke lastenverzwaring die elk jaar terug komt en die je niet mag verhalen op de werknemer. Er komt een uitzondering voor auto’s die niet privé gebruikt mogen worden, maar let op: woon-werkverkeer wordt voor deze regeling als privégebruik gezien. Leuker kunnen we het niet maken, makkelijker ook niet. En, wat was nu het voordeel dat ik eerder aankondigde voor de inkomstenbelastingondernemer? Juist, die valt voor zijn eigen auto niet onder deze heffing. Leuk toch? Nou ja, in ieder geval voor de inkomstenbelastingondernemer
Heleen ElbertFiscaal-jurist, specialist autobelastingenFiscaal-jurist en mediator | Geeft veel, graag, en met de nodige humor, lezingen over allerlei belastingzaken | Heeft jarenlange praktijkervaring als belastinginspecteur en -adviseur.
Autobelastingen
Lees meer
Belastingadvies
Lees meer
Lezingen en cursussen
Lees meer
Deze vraag komt – binnen en buiten de rechtbank – regelmatig aan de orde. Het antwoord op de vraag is zoals altijd niet zwart-wit. In de praktijk komt het erop neer dat een sluitende rittenregistratie een heel goed middel is om aan de bewijslast voor de bijtelling te voldoen, maar met de nuance dat hier de vrije bewijslast geldt. Oftewel: belastingplichtige mag met welk bewijs dan ook komen om het beperkte privégebruik van een auto van de zaak te onderbouwen. Ook zonder rittenregistratie of met een niet helemaal sluitende, herstelde of veel later opgemaakte rittenregistratie kan men aan de bewijslast voldoen. De crux zit in het laatste deel van de vorige zin: de bewijslast. Wanneer een auto ter beschikking is gesteld en onder de bijtelling valt, zit men namelijk aan die zware bewijslast vast. Het aannemelijk maken of met een verhaal onderbouwen dat het privégebruik beperkt is, is beslist niet voldoende, zo blijkt ook uit een recente uitspraak van de rechter.
Wat was er in deze zaak aan de hand?
Een dga rijdt in een auto van de zaak en vindt het – zo maken wij uit de uitspraak op – nogal een gedoe om alle ritten bij te houden. Hij stelt bovendien dat de auto regelmatig door anderen wordt gebruikt. Uit de uitspraak blijkt niet dat hij op een andere manier kan of wil onderbouwen dat het privégebruik niet boven de jaarlijkse 500 kilometer komt. In dat geval is het dus niet verrassend dat de rechter de bijtelling in stand laat. Ook de vergrijpboete blijft in stand, wat gezien de in de uitspraak vermelde onderbouwing wat minder logisch lijkt. Het enkele feit dat – kort samengevat – iedereen weet dat de bijtelling bestaat plus het feit dat belanghebbende geen rittenregistratie heeft bijgehouden zou niet afdoende moeten zijn wanneer het voor de dga op een andere manier pleitbaar zou zijn geweest dat de bijtelling in zijn geval achterwege had kunnen blijven. Uit dit deel van de uitspraak blijkt echter wel dat deze rechter er, ook voor het oordeel over de vergrijpboete, zwaar aan tilt dat de dga geen rittenregistratie heeft bijgehouden.
Wat is de tip?
Wanneer men in een auto van de zaak rijdt die onder de bijtelling valt, is het aan te raden om serieus naar de zwaarte van het aan te dragen bewijs te kijken, tenzij men ervoor kiest om de bijtelling te betalen. Hoewel een rittenregistratie daarvoor niet nodig is, is het in de praktijk vaak een van de beste manieren om aan de zware bewijslast te voldoen. Uit deze zaak blijkt bovendien dat de rittenregistratie mogelijk ook een vergrijpboete had kunnen voorkomen.
Heleen Elbert
(artikel geschreven voor Sdu BelastingZaken advies; verschenen in nr.7 juli 2025)
Autobelastingen
Lees meer
Belastingadvies
Lees meer
Lezingen en cursussen
Lees meer
Mr. H. Elbert
(dit artikel is verschenen in Het Register, nr. 02 2025, geschreven in opdracht van het Register Belastingadviseurs)
Heleen Elbert is directeur-eigenaar van Elbert Fiscaal en Elbert Mediation.
Hoe ouder hoe beter? Oftewel: hoe zit het fiscaal met de youngtimer auto?
De populariteit van young- en oldtimers is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Het gaat om meer dan een verdubbeling sinds 2008. Veel van deze oudere wagens zijn in particulier bezit, maar ook onder de zakelijker rijders is er een toename te zien. Naast nostalgie kunnen de relatieve goedkope aanschafprijs, verzekeringskosten en wegenbelasting bijdragen aan de populariteit. En dan zijn er nog fiscale aspecten, die autofiscalist Heleen Elbert in dit artikel toelicht.
Tot mijn grote vreugde zijn en blijven auto’s een dankbaar fiscaal onderwerp voor onze klanten. Hoe groot of klein de correctie (of de auto) ook is, een auto is voor de meeste klanten erg persoonlijk, net als de discussie over deze auto. Natuurlijk chargeer ik wel een beetje, maar u weet vast wel wat ik bedoel. In dit artikel omschrijf ik de fiscale mitsen en maren van de wat oudere auto van de zaak, uiteraard gebaseerd op de meest recente stand van zaken van jurisprudentie en wetgeving op het moment van schrijven van dit artikel.
Wat is een auto?
Deze vraag klinkt wellicht vreemd, maar is essentieel voor het beoordelen van de fiscale gevolgen van een voertuig. Allereerst dient u er namelijk zeker van te zijn of het voertuig een personenauto, een bestelauto of een ander soort auto is. Dit is niet altijd duidelijk en bovendien kan het vervoermiddel tijdens zijn levensduur veranderen van fiscale kwalificatie. Zo kan een bestelauto eenvoudig veranderen in een personenauto wanneer bijvoorbeeld een tussenschot wordt verwijderd of een andere aanpassing aan de auto wordt gedaan, zie bijvoorbeeld art. 1 lid 3 Wet BPM 1992i. Bovendien kan de fiscale kwalificatie van een vervoermiddel afwijken van de kwalificatie die de RDW (Rijksdienst voor het Wegverkeer) aan het vervoermiddel heeft gegeven. Daarbij heb ik het nog niet eens over kwalificatie door de autodealer waar de klant het vervoermiddel heeft gekocht of geleaset. Kortom, wanneer op het RDW-kentekenbewijs en/of bij de autodealer staat dat het een bestelauto is, wil dat nog niet zeggen dat dat fiscaal ook het geval is. In dit kader is er ook geen sprake van opgewekt vertrouwen door de ene overheidsorganisatie dat tegengeworpen kan worden aan de andere overheidsorganisatie. Dat een autodealer geen fiscaal vertrouwen kan opwekken, spreekt – neem ik aan – voor zich.
De fiscale kwalificatie van een vervoermiddel kunt u vinden in art. 3 ev Wet BPM, een nadere uitwerking van de fiscale eisenii staat in het Besluit inrichtingseisen bpm en mrb iiiIn het Belastingplan 2025 is aangekondigd dat deze aanvullende fiscale inrichtingseisen vervallen per 1 januari 2027. Per die datum is er dan ook – naar verwachting – geen sprake meer van een kwalificatie-mismatch.
Wat is de leeftijd van een auto?
In het algemeen wordt de leeftijd van de auto bepaald op de tijd die verstreken is sinds de datum eerste toelating (DET) van de auto, waar dan ook ter wereld. Rijdt de klant in een auto die pas op latere leeftijd naar Nederland is gekomen, dan kunt u voor de fiscale regelingen dus gewoon de originele buitenlandse DET gebruiken. Ook hier is echter een kleine waarschuwing op zijn plaats: wanneer essentiële onderdelen van een auto vervangen worden door nieuwe onderdelen, kan er een herkwalificatie plaatsvinden: de originele leeftijd van de auto wordt dan verjongd. Deze uitzonderingssituatie laat ik hier verder buiten beschouwing.
Specifieke regelingen voor oudere auto’s
Natuurlijk zijn er meer fiscale regelingen die afhankelijk zijn van de leeftijd van de auto. In dit artikel ga ik nader in op de zogenoemde youngtimer-regeling en beschrijf ik kort de vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting voor oldtimers.
De youngtimer-regeling
De zogenoemde youngtimer-regeling is een onderdeel van de bijtellingsartikelen zoals het autokostenforfait van art. 13bis Wet LB 1964 en de onttrekking voor de ondernemer ex art. 3.20 Wet IB 2001. Deze twee artikelen hebben betrekking op personenauto’s en bestelauto’s als bedoeld in art. 3 Wet BPM.iv
Conform art. 13bis lid 1 onder b Wet LB en art. 3.20 lid 1 onder b Wet IB wordt de bijtelling gesteld op ten minste 35% van de waarde van de auto indien de auto meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen. De waarde van de auto van 15 jaar of ouder wordt op grond van het vijfde lid onder b van deze artikelen gesteld op de waarde in het economische verkeer. Op grond van het tweede lid wordt hierop een vermindering toegepast indien uit het kentekenregister blijkt dat de CO2-uitstoot van deze auto 0 gram per kilometer is.
Bovengenoemde wetsartikelen hebben in de praktijk de volgende fiscale gevolgen:
Fiscale kwalificatie vervoermiddel
De youngtimer-regeling is alleen van toepassing op personenauto’s en bestelauto’s. Deze regeling geldt dus niet voor andere vervoermiddelen zoals motoren, vrachtwagens et cetera. Ook met betrekking tot de fiets van de zaak (art. 13ter Wet LB en 3.20a Wet IB)v kan deze regeling niet gebruikt worden. Voor een motor of vrachtwagen van de zaak is dit op zich niet zo’n probleem, omdat de waarde van eventueel privégebruik gebaseerd wordt op het werkelijke privégebruik en niet op een forfait. Voor een fiets van de zaak geldt wel een forfait, maar ik betwijfel of er heel veel fietsen van de zaak van 15 jaar of ouder op de balans van onze klanten te vinden zijn.
Waarde in het economische verkeer
De bijtelling voor een youngtimer wordt berekend op basis van de waarde in het economische verkeer (WEV). De klassieke definitie daarvan is: ‘De prijs die bij aanbieding van de zaak, ten verkoop op de meest geschikte wijze na de beste voorbereiding, door de meestbiedende gegadigde, daarvoor zou zijn besteed’.vi Deze waarde kan natuurlijk per jaar verschillen. In de praktijk adviseer ik dan ook om jaarlijks op internet te zoeken naar de verkoopwaarde van een gelijksoortige auto als die van de klant, rekening houdend met de uitvoering, het aantal kilometers enzovoorts. Voor de bewijslast daarvan kunt u een taxatierapport laten opstellen, maar u kunt ook een printje maken van de uitkomst van de zoektocht op internet.
Let op: in het jaar van aankoop van de auto is de WEV uiteraard minimaal het bedrag waarvoor de klant de auto heeft gekocht. Dit lijkt mij op zich logisch, maar ik kom in de praktijk vaak genoeg tegen dat een klant de youngtimer bijvoorbeeld voor € 25.000 heeft gekocht, maar van mening is dat de bijtelling plaats moet vinden over de veel lagere waarde die in het taxatierapport staat dat de verkoper (of iemand anders) erbij heeft geleverd. Maar ja, als u (de klant) € 25.000 betaalt voor een auto die volgens de taxatie bijvoorbeeld € 5000 waard is, bent u in dat jaar toch echt de meestbiedende gegadigde. Kortom, voor de bijtelling in het jaar van aankoop moet u gewoon uitgaan van € 25.000.
Dit aandachtspunt geldt ook andersom: hebt u een klant die een youngtimer aankoopt voor € 5000 en deze auto vervolgens in hetzelfde jaar – op kosten van de zaak – voor € 30.000 laat opknappen, dan is het naar mijn mening niet redelijk om de WEV op € 5000 te stellen. Deze WEV hoeft mijns inziens overigens ook niet € 35.000 te zijn, omdat de opknapkosten niet rechtstreeks zijn om te zetten in een waardestijging; maar er zal meestal toch sprake zijn van enige waardestijging ten opzichte van de aankoopprijs.
De nulemissie youngtimer
Zijn er ook elektrische youngtimers? Jazeker! Als ik het goed onthouden heb, waren er al in de 19e (!) eeuw elektrische auto’s voorhanden, dus het is zeker mogelijk dat de youngtimer van de klant een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer heeft. Of dit zo is, kunt u voor de meeste auto’s eenvoudig nakijken in het kentekenregister (zie rdw.nl) of via de RDW-app. Een auto van 15 jaar of ouder valt uiteraard niet onder de 60-maanden overgangsregeling, dus voor deze auto’s moet elk jaar per 1 januari bezien worden of er nog een korting in de bijtellingsartikelen staat. Voor het jaar 2025 staat er echter nog een bijtellingskorting van 5% vermeld in de wettekst. Deze korting is van toepassing op de eerste € 30.000 (tenzij het een waterstof- of zonnecelauto betreft). Voor een nulemissie-youngtimer betekent dit dat de bijtelling per saldo 30% (35% minus 5%) bedraagt over de cap van € 30.000.
Voorbeeld 1
Youngtimer 1, WEV € 50.000, emissie 0 gram/km
Youngtimer 2, WEV € 50.000, emissie 100 gram/km
Uitwerking bijtelling
Youngtimer 1: 30% over € 30.000 plus 35% over € 20.000 = € 16.000
Youngtimer 2: 35% over € 50.000 = € 17.500
Bijtellingscombinaties met een youngtimer
In dit kader heb ik het over twee verschillende combinaties: de bijtellingscombinatie bij een auto die in de loop van het jaar de leeftijd van 15 bereikt en de bijtellingscombinatie bij een klant die meerdere auto’s van de zaak ter beschikking gesteld heeft gekregen, waaronder een youngtimer.
In dat geval is de bijtellingsberekening redelijk simpel: voor het deel van het jaar waarin de auto 14 jaar oud is, hanteert u de bijtelling over de catalogusprijs inclusief btw en bpm. Voor de rest van het jaar hanteert u 35% over de WEV.
Een aandachtspunt voor de praktijk is de bijtelling op 14-jarige leeftijd. Voor auto’s met een DET uit 2016 of eerder, is de standaardbijtelling namelijk 25%. De 60-maandsperiode is dan uiteraard voorbij, dus er geldt meestal geen korting meer op de bijtelling, tenzij het een nulemissie-auto betreft (zie elders in dit artikel). Soms wordt er in de praktijk vanuit gegaan dat de bijtelling voor alle auto’s per 1 januari 2017 verlaagd is naar 22%, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat deze 22% alleen geldt voor auto’s met een DET uit 2017 of later. Omdat het nu 2025 is, zal een 14 jaar oude auto dus meestal een bijtelling van 25% hebben.
Voorbeeld 2
Een auto heeft een DET van 1 oktober 2010, de catalogusprijs inclusief btw en bpm is € 75.000, de WEV is in dit jaar € 20.000.
Uitwerking bijtelling
Bijtelling t/m september 2025: 9/12 (25% van € 75.000)
Bijtelling over oktober t/m december 2025: 3/12 (35% van € 20.000)
Voorbeeld 3
We gaan uit van dezelfde auto, maar ditmaal is het een nulemissie-auto
Uitwerking bijtelling
Bijtelling t/m september 2025: 9/12 (20% van € 30.000 plus 25% van € 45.000)
Bijtelling over oktober t/m december 2025: 3/12 (30% van € 20.000)
Wanneer de klant in een jaar meerdere auto’s ter beschikking gesteld heeft gekregen, is het op grond van een toezegging van de Belastingdienst soms mogelijk om het aantal auto’s waarvoor bijgeteld moet worden, te beperken. In het Handboek Loonheffingen van de Belastingdienstvii staat bijvoorbeeld in paragraaf 23.3.12 (versie oktober 2024):
‘Redelijke toepassing van deze regels betekent dat de waarde van het privégebruik auto bij meerdere ter beschikking gestelde auto’s beperkt kan blijven tot 1 auto als de werknemer alleenstaand is of als in zijn gezin 1 persoon een rijbewijs heeft. U houdt alleen rekening met de bijtelling van de auto met de hoogste bijtelling. Als in het gezin van de werknemer 2 personen een rijbewijs hebben, berekent u de bijtelling over 2 auto’s. U houdt alleen rekening met de bijtelling van de 2 auto’s met de hoogste bijtelling. De bijtelling bestaat uit de forfaitaire bijtelling verminderd met de eigen bijdrage voor het privégebruik van de auto.’
Heeft de klant bijvoorbeeld drie auto’s ter beschikking en is hij of zij de enige thuis met een rijbewijs, dan wordt er maar één auto bijgeteld. De vraag is natuurlijk over welke van de drie auto’s de bijtelling berekend moet worden. Tot 2022 mocht u hierbij uitgaan van de auto met de hoogste catalogusprijs. Toentertijd kon het dus erg voordelig zijn om een youngtimer aan te schaffen met een hoge catalogusprijs, maar een lage WEV. Per 2022 is het beleid echter gewijzigd en moet u uitgaan van de auto met de hoogste bijtelling. Mocht uw klant al langer van deze regeling gebruik maken, dan is het uiteraard verstandig om even te checken of men de bijtelling hierop heeft aangepast.
Voorbeeld 4
De klant heeft drie auto’s ter beschikking gesteld gekregen. De catalogusprijzen inclusief btw en bpm zijn:
Auto 1 € 100.000 – bijtelling 22% van € 100.000 = € 22.000
Auto 2 € 80.000 – bijtelling 22% van € 80.000 = € 17.600
Auto 3 € 105.000
Auto 3 is een youngtimer met een WEV van € 10.000, de bijtelling is dus 35% van € 10.000 = € 3.500
De klant is alleenstaand.
Uitwerking bijtelling
Situatie tot 2022: bijtelling € 3.500 (auto 3)
Situatie vanaf 2022: bijtelling € 22.000 (auto 1)
Youngtimer-regeling in de Wet op de omzetbelasting 1968
De youngtimer-regeling staat in de Wet LBviii en de Wet IBix; met andere woorden: niet in de Wet OB 1968. Ik zie in de praktijk wel eens dat de btw-correctie (btw-dienst) van 2,7% of 1,5% toegepast wordt op de waarde in het economische verkeer van de auto. Dit is dus niet juist. De btw-correctie moet toegepast worden op de originele catalogusprijs inclusief btw en bpm, ongeacht de leeftijd van de auto. Bovendien is de 2,7% correctie ook niet afhankelijk van de leeftijd van de auto, maar van het feit of de auto al dan niet met btw is gekocht en van de periode dat de auto in de boeken van de onderneming staat. Kortom, koopt de klant een youngtimer met btw? Dan is de btw-correctie de eerste vijf boekjaren 2,7% van de originele catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm. In dat geval kunt u voor deze correctie wellicht beter aansluiten bij het werkelijke privégebruik van de auto en/of controleren of u de correctie niet kunt beperken tot de daadwerkelijk voor die auto in aftrek gebrachte btw.
In de praktijk is mij overigens gebleken dat niet alle medewerkers van de Belastingdienst hiervan op de hoogte zijn. Een van mijn klanten (een adviseur) paste keurig de 2,7%-dienst toe op een net aangeschafte, wat oudere btw-auto, maar de Belastingdienst was van mening dat dit toch echt 1,5% zou moeten zijn.
Voorbeeld 5
Youngtimer, originele catalogusprijs inclusief btw en bpm € 50.000, huidige waarde € 10.000
De klant heeft de auto reeds tien jaar in bezit.
Uitwerking bijtelling
Bijtelling: 35% van € 10.000 = € 3500
BTW-correctie: 1,5% van € 50.000 = € 750
En hoe zit het met de oldtimers?
Qua bijtelling en btw-correctie is er geen verschil tussen een youngtimer (15+) en een oldtimer (40+), dus daar kan ik kort over zijn. Wel is er een aanzienlijk verschil op het gebied van de motorrijtuigenbelasting: zodra de auto de respectabele leeftijd van 40 jaar bereikt, hoeft u namelijk geen motorrijtuigenbelasting meer te betalen. Ook deze regeling sluit aan bij de DET van de auto. In het verleden lag de leeftijdsgrens lager.
Voor auto’s die door de verhoging van de leeftijdsgrens tussen wal en schip zijn geraakt, geldt een overgangsregeling. Voor deze auto’s geldt een kwarttarief; u betaalt bovendien maximaal € 154 per jaar. Hier zijn echter wel voorwaarden aan verbonden. Het moet bijvoorbeeld een benzineauto betreffen en u mag met deze auto in de maanden januari, februari en december niet van de weg gebruik maken.
Afsluiting en conclusie
Zoals over elke auto is er fiscaal ook het nodige te vertellen over de youngtimer. Niet alleen wijzigt het bijtellingspercentage bij het bereiken van de 15-jarige leeftijd, ook de basis voor de bijtelling wijzigt. Een aandachtspunt voor de praktijk is verder dat de youngtimer-regeling geen invloed heeft op de btw-correctie of de hoogte van de btw-dienst. Deze blijft gebaseerd op de originele catalogusprijs, ongeacht de leeftijd van de auto.
Of we qua bijtelling nog lang kunnen genieten van de youngtimer-regeling? Hoewel ik geen voorspellende gaven heb, denk ik van wel. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de leeftijdsgrens iets verhoogd wordt, maar een totale afschaffing lijkt mij niet logisch, al was het alleen maar omdat afschaffing ertoe leidt dat een kapitale Bentley uit 1930 dan qua bijtelling een heel stuk voordeliger zou zijn dan nu, nietwaar?
Autobelastingen
Lees meer
Belastingadvies
Lees meer
Lezingen en cursussen
Lees meer
Oftewel: waarom krijg je voor WOZ en bpm zaken minder proceskosten vergoed dan voor andere belastingzaken? Anneke Monsma en ik zijn het duidelijk niet met deze wetswijziging eens. Onder de titel Paar doesoe loesoe hebben wij hierover een artikel geschreven dat gepubliceerd is in het Maandblad Belasting Beschouwingen.
Interesse in dit artikel? Neem dan Contact met ons op.
Autobelastingen
Lees meer
Belastingadvies
Lees meer
Lezingen en cursussen
Lees meer
mr. H.A. Elbert
oud-belastinginspecteur. Zij is werkzaam als zelfstandig fiscaal-jurist via www.elbertfiscaal.nl. Daarnaast is zij als promovenda autobelastingen verbonden aan de Erasmus Universiteit.
Quasi voor de grap poneer ik weleens de stelling dat er twee soorten autobelastingen zijn: de autobelastingen voor watjes en de echte autobelastingen. Met de ‘autobelastingen voor watjes’ doel ik dan met name op de bijtelling c.q. de toepassing van het autokostenforfait en de omzetbelastingregels zoals de btw-correctie op het privégebruik van de auto van de zaak. Natuurlijk zitten daar ook de nodige haken en ogen aan. Denk alleen al aan het verschil in de bewijslastproblematiek (doen blijken versus aannemelijk maken) en het verschil in de behandeling van het woon-werkverkeer. Waarom makkelijk doen als het moeilijk kan, nietwaar? Waarom ik dit dan toch autobelastingen voor watjes noem? Dat is omdat deze fiscale regels omkleed zijn met het aura van redelijkheid en billijkheid en dan ook nog het doel en de strekking van de wet lijken te dienen. Nee, dan de ‘echte’ autobelastingen: de motorrijtuigenbelasting (Wet MRB 1994, hierna: MRB) en de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (de BPM)! Daar hebben ze nog nooit gehoord van redelijkheid en billijkheid. En – hoewel ik toegeef dat ik iets overdrijf voor het dramatische effect – bij de MRB en de BPM is het gewoon een kwestie van ‘betalen en niet zeuren’! Gaat er iets niet helemaal goed? Bam! Daar doen we dan gewoon standaard 100% boete bovenop, en klaar is Kees. Leuker kunnen we het niet maken, rechtvaardiger zeker niet.
Wordt er door belastingplichtigen misbruik gemaakt van de MRB- en BPM-regels? Natuurlijk, zolang er belastingregels zijn, zijn er mensen die er misbruik van maken. Maar is het dan rechtvaardig om die legislatieve frustratie op nietsvermoedende burgers uit te leven? Wat mij betreft is het antwoord een volmondig nee. Dit is overigens zeker geen pleidooi voor het straffeloos laten van allerlei constructies, maar te ver doorschieten naar de andere kant kan wat mij betreft ook niet de bedoeling zijn.
Mag ik een paar voorbeelden noemen van keiharde wetgeving?
Kijk eens naar art. 1 lid 6 BPM. Ik vermoed dat iedereen wel weet dat je tegen belastingproblematiek aan loopt wanneer je een auto uit het buitenland importeert. Wie dat doet, schakelt doorgaans een specialist in of duikt ter voorbereiding in de geldende regelgeving. Maar ik vermoed dat niet iedereen weet dat je ook onbewust een auto kunt importeren. Dit doe je door als inwoner van Nederland (ex art. 4 AWR) van de Nederlandse weg gebruik te maken in een auto zonder Nederlands kenteken. Kortom, zit jij in Nederland achter het stuur van een buitenlandse auto (dit is per slot van rekening een auto zonder Nederlands kenteken), dan importeer je een auto tenzij 1) je daarvoor een vergunning hebt of 2) de eigenaar van deze auto zich bij jou in de auto bevindt. In art. 1 lid 6 BPM staat namelijk:
‘Ingeval een niet ingeschreven (…) auto (…) feitelijk ter beschikking staat van een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam, is de belasting (HE: BPM) verschuldigd (…).’
Let wel: het is voor de heffing dus niet relevant of je de eigenaar van de auto bent. Met andere woorden: de heffing is zelfs verschuldigd wanneer je de auto gehuurd, geleend of gestolen hebt. Eenieder wordt geacht de wet te kennen, toch? En dan heb ik het nog niet eens gehad over de 100% boete die je krijgt opgelegd wanneer je niet zelf BPM-aangifte hebt gedaan van dit belastbare feit. Bovendien loop je het risico dat je een naheffingsaanslag MRB krijgt voor de vijf afgelopen jaren, tenzij je aannemelijk kunt maken dat deze auto jou een kortere periode ter beschikking heeft gestaan. Ook hier is de boete 100%, hoewel in de MRB heel af en toe het begrip ‘menselijke maat’ wordt toegepast door de rechter en door sommige inspecteurs. Uiteraard zijn er bestuurders die welbewust de kans nemen op deze aanslag, maar in mijn praktijk ben ik ook eens een negentienjarig meisje tegengekomen dat met een aantal andere jongeren aan het carpoolen was naar Polen in een auto met een Pools kenteken. Bij een douanecontrole zat dat meisje aan het stuur en zij werd vervolgens verblijd met een naheffingsaanslag van een paar duizend euro. Omdat zij te laat was met haar bezwaarschrift, heb ik dit niet voor haar uit kunnen vechten, en dat zit mij nog steeds dwars. Aan de andere kant heb ik ook het nodige leedvermaak over een Nederlandse autodief die er na de diefstal van een Belgische auto achter kwam dat misdaad niet altijd loont. De aan hem opgelegde naheffingsaanslag kwam inclusief de 100% boete vermoedelijk ruimschoots uit boven de door hem verwachte opbrengst van het gestolen goed. In dit kader beveel ik het lezen van art. 1 lid 6 BPM dan ook van harte aan aan alle ambtenaren die een eind willen maken aan het in Nederland rondscheuren met in het buitenland gehuurde luxe bolides. Nu moet ik in dit kader wel melden dat er geen eer te behalen valt aan elektrische auto’s omdat daarvoor geen BPM en MRB verschuldigd is, maar bij een niet elektrische bolide is het meestal prijsschieten, tenzij men vooraf een vergunning heeft aangevraagd.
Is hier dan helemaal niets aan te doen? Jawel, maar op grond van het herstelbeleid als genoemd in het laatste Kaderbesluit bpm zijn de mogelijkheden voor de Belastingdienst redelijk beperkt. Rijd je als inwoner van Nederland zonder vergunning in een buitenlandse auto, dan moet de inspecteur onderzoeken of je eventueel in aanmerking komt voor de speciale regeling die geldt voor werknemers of eigenaren van een buitenlands bedrijf. That’s it.
In dit kader pleit ik dan ook voor herinvoering van het tot 2010 geldende waarschuwingsbeleid: toen kreeg je alleen te maken met deze – soms torenhoge – aanslagen wanneer je al eerder schriftelijk gewaarschuwd was voor deze gevolgen of wanneer je beroepshalve op de hoogte had kunnen zijn van deze regeling. Natuurlijk zijn er dan mensen die het er bewust op aan laten komen, maar het negentienjarige meisje uit mijn praktijk zou je hier wel mee kunnen ‘redden’. En die autodief? Tja, die was wel zo slim om een beroep te doen op dat toen geldende waarschuwingsbeleid. De rechter oordeelde echter dat hij als autodief werkzaam was in de autobranche en derhalve beroepshalve op de hoogte had moeten zijn van deze regelgeving. Game, set and match voor de Belastingdienst!
Ik heb nog een voorbeeld uit deze categorie: ombouw. Wanneer je er bewust voor kiest om jouw bestelauto om te bouwen tot personenauto (of tot welk ander motorrijtuig dan ook), verdiep je je waarschijnlijk in de fiscale regelgeving of huur je iemand in om dit voor jou te regelen. Het derde lid van art. 1 BPM geeft aan dat BPM verschuldigd is ter zake van de verandering van de hoedanigheid van het motorrijtuig. In deze categorie kom je, naast de bewuste ombouw, ook nog weleens een onbewuste ombouw tegen. Denk daarbij aan een pakketbezorger die het wel handig vindt om een luikje aan te brengen in de tussenwand van zijn bestelauto of aan bouwvakkers die het wel praktisch vinden om een paar kleine boxen in de tussenwand te bevestigen voor een goede geluidsbeleving op de weg. Een ander praktijkvoorbeeld is de eigenaar die een door een inbreker ingeslagen geblindeerde zijruit van zijn bestelauto als tijdelijke noodoplossing heeft vervangen door een gewone zijruit. Ook dit wordt fiscaal gezien als ombouw met als mogelijk gevolg naheffingsaanslagen BPM en MRB met de beruchte boete van 100%.
Onder het regime van eerdere besluiten was fiscaal herstel niet mogelijk wanneer er iets mankeerde aan de tussenwand of zijruit en dergelijke, of er nu sprake was van opzet of niet. In het nieuwe Besluit Inrichtingseisen van 16 december 2021, nr. 2021-213898 wordt dit fiscale onrecht grotendeels hersteld. Op grond van dit besluit mag je – onder toepassing van de hardheidsclausule van art. 63 AWR – eenmalig minieme afwijkingen herstellen zonder fiscale consequenties, maar dan moeten de tussenwand en de geblindeerde zijruit et cetera wel weer intact zijn. Verder wordt geëist dat de auto weer in de fiscaal juiste staat is gebracht en dat zowel het voertuig als de houder ‘onschuldig’ is. Oftewel in fiscaal Nederlands: dat ten aanzien van het motorrijtuig niet eerder een informatieformulier is uitgereikt en dat de kentekenhouder niet eerder schriftelijk is geïnformeerd over de inrichtingseisen van bestelauto’s. Kortom: in deze situatie geldt sinds kort het waarschuwingsbeleid dat we vroeger kenden bij de buitenlandse auto.
Ben je al eerder gewaarschuwd? Dan heb je dus – terecht – pech en betaal je hiervoor de fiscale rekening. Ben je niet eerder gewaarschuwd? Dan ga je eenmalig vrijuit zonder betalen. Een mooi voorbeeld van het herstel van een fiscaal onrecht.
Ik vraag mij tijdens het schrijven van deze Opinie overigens wel af of je als lezer van dit stuk als schriftelijk gewaarschuwd kunt worden gezien … Dit is natuurlijk een flauwe opmerking, maar die opmerking is ingegeven door het feit dat een vroegere cliënt van mij door een inspecteur als ‘eerder gewaarschuwd’ werd beschouwd omdat deze cliënt in zijn auto een krantenartikel had liggen waarin ik waarschuwde voor bepaalde fiscale consequenties. Het is maar dat u het weet.
Er zijn natuurlijk genoeg andere regelingen die wat harder uitpakken dan wellicht ooit de bedoeling is geweest. Als laatste voorbeeld noem ik de APK-regeling voor geschorste voertuigen. Heb je jouw auto geschorst voor de MRB, dan loop je het risico op een hoge belastingaanslag (een volledig jaar MRB plus 100% boete) per keer dat de auto wordt aangetroffen op de openbare weg. Let wel: ook een parkeerplaats of stoep kan tot de openbare weg gerekend worden. Mag je dan helemaal niets met die geschorste auto? Jawel, er geldt bijvoorbeeld een uitzondering voor de dag dat die auto naar de APK-keuring moet. Maar let op: neem het begrip ‘dag’ hierbij vooral letterlijk. Red je het om de een of andere reden niet om de auto voor sluitingstijd op te halen? Dan kun je fiscaal gezien flink aan de beurt zijn als je betrapt wordt, ook al meld je je de volgende dag nog zo vroeg aan de poort van het autobedrijf.
Wanneer er niets aan de aanslag zelf te doen is, kun je altijd nog kijken naar de boete. Over het recente vergrijpboete-arrest van de Hoge Raad is al het nodige geschreven, maar ook wat betreft de verzuimboete is er van alles te melden. In zijn Kamerbrief van 4 oktober 2022, nr. 2022-0000215034 gaat de staatssecretaris ook in op de verzuimboetes bij de autobelastingen. Hij vindt – in mijn woorden – dat het netjes is om belastingplichtigen eerst te waarschuwen voordat er uiteindelijk een verzuimboete wordt opgelegd. Over verzuimboetes in de MRB en BPM merkt hij echter het volgende op:
‘In de MRB en BPM worden bepaalde verzuimen wel beboet zonder waarschuwing vooraf. Het gaat dan echter om situaties waarin de belastingplichtige op eigen verzoek een geclausuleerde vrijstelling of ontheffing van belastingplicht heeft gekregen (bijvoorbeeld schorsing van een personenauto), een voertuig heeft aangepast waardoor meer belasting is verschuldigd (…) of zonder kenteken rondrijdt. In die gevallen kan redelijkerwijs worden gesteld dat de belastingplichtige wist of behoorde te weten dat hij een risico loopt op beboeting op het moment dat hij zich niet (meer) aan de toepasselijke voorwaarden houdt. Een waarschuwing is daarom niet aangewezen.’
Mag ik hierbij aantekenen dat niet altijd redelijkerwijs kan worden gesteld dat belastingplichtige wist of behoorde te weten dat hij dit risico liep?
Vind ik dat de in deze Opinie genoemde en andere fiscale overtredingen door de vingers moeten worden gezien? Nee, natuurlijk niet. Waar ik in deze Opinie wél voor wil pleiten is de mogelijkheid tot maatwerk, of populairder gezegd: de toepassing van de menselijke maat. Geef de inspecteur wat meer vrijheid om redelijkheid en billijkheid toe te passen in de autobelastingen. Straf misbruik zwaar, maar toon ook mededogen waar dat nodig en mogelijk is. Ik ben zeker niet zo naïef om te veronderstellen dat er dan geen mensen vrijuit gaan die het eigenlijk verdienen om fiscaal gestraft te worden. Ik leg echter wel de vraag voor of we ter voorkoming van dat misbruik zo rigide met de regels om moeten gaan dat we de kans willen lopen dat veel mensen onnodig hard gepakt worden door dit systeem. Dat iets wettelijk gezien juist is, wil namelijk niet zeggen dat het ook rechtvaardig is.
Geschreven in opdracht van Sdu Uitgevers
Autobelastingen
Lees meer
Belastingadvies
Lees meer
Lezingen en cursussen
Lees meer
Door:Heleen Elbert in opdracht van Twinfield Wolters Kluwer
Prinsjesdag zit er inmiddels weer op. Ik hoorde een paar discussies over het lage aantal gedragen hoedjes en iets over de voorgenomen aanschaf van een nieuw koffertje door Minister Kaag. Dat brengt mij op de vraag wat onze Minister van Financiën daar dit jaar ingestopt had. Er is natuurlijk veel (te veel) om op te noemen, dus ik pak er een paar opvallende zaken uit.Veel wijzigingen waren natuurlijk al bekend uit het coalitieakkoord. Zo heeft de forse verhoging van de tariefopstap in de vennootschapsbelasting (van 15% over 395.000 euro naar 19% over 200.000 euro) het inderdaad gehaald. Een aanpassing van het box 2 tarief voor aanmerkelijkbelanghouders zit er aan te komen, maar deze gaat pas per 2024 gelden. Denk dus goed na over de planning van dividenduitkeringen. Bij grote bedragen kan het voordeliger zijn om deze in 2023 te doen en niet uit te stellen tot 2024. Dit is vanwege de invoering van de Wet Excessief Lenen sowieso handig wanneer de schuld van de aanmerkelijkbelanghouder aan de bv boven de 700.000 euro uitkomt.
Zijn we dan al klaar met de aanmerkelijkbelanghouder? Nee, want ook de gebruikelijkloonregeling wordt per 1 januari aangepast. Hoewel er al plannen rondgingen over het beperken van de zogenoemde doelmatigheidsmarge naar 15%, blijkt deze marge opeens helemaal te verdwijnen! Of er veel aanmerkelijkbelanghouders zijn die hun salaris baseren op meest vergelijkbare werkzaamheden weet ik niet, maar mocht dat bij jou het geval zijn, dan weet je dat je daar volgend jaar geen cent meer vanaf mag wijken.
Tja, en wat hebben we allemaal te melden over box 3? Er komt een overgangsregeling tot de invoering van het nieuwe stelsel. Het juist etiketteren van vermogen wordt dan nog belangrijker dan het nu al is. Contantgeld en spaargeld wordt tegen een laag rendement belast, maar dat geldt niet voor vorderingen, aandelen en obligaties. Ik zou mijn uitstaande box 3 vorderingen dus maar snel incasseren. Rondom de peildatum belegging inwisselen voor spaargeld wordt ook nog even een dingetje: daar heeft men een antimisbruikregeling voor in het leven geroepen, met tegenbewijs, dat dan weer wel. Het kan lonend zijn om eens goed naar box 3 te kijken, want het tarief gaat elk jaar met 1% omhoog tot uiteindelijk 34%. De vrijstelling wordt volgend jaar overigens 57.000 euro per persoon.
Er zijn natuurlijk nog genoeg andere zaken te benoemen. Zo wordt de overdrachtsbelasting nog verder verhoogd dan al aangekondigd en komt de bedrijfsopvolgingsregeling niet in de stukken voor. De reiskostenvergoeding gaat zowaar omhoog naar 21 cent, ook voor de IB-ondernemer en degenen die giftenaftrek of een aftrekpost voor zieken(huis)bezoek claimen.
Ik sluit af met de 30%-regeling: die wordt in de toekomst beperkt tot de Balkenende norm. Goed verdienende werknemers uit het buitenland gaan er dus iets op achteruit. Een schrale troost is dat de vrije ruimte in de WKR iets omhoog gaat: 0,22% over de eerste 400.000 euro.
Autobelastingen
Lees meer
Belastingadvies
Lees meer
Lezingen en cursussen
Lees meer