‘Wij juristen maakten te weinig kabaal’
Wij werken in opdracht van zakelijke cliënten maar ook als mediator tussen twee belanghebbenden.
Rechterlijke macht Rechters en juristen gaan bij zichzelf te rade na de Toeslagenaffaire. „We moeten meer rekening houden met échte mensen.”
„Internationale belastingconstructies: dát klinkt mooi op een borrel”, zegt Heleen Elbert, belastingadviseur in het Overijsselse Holten. „Maar toeslagen voor kinderopvang? Dat wordt in mijn wereld toch als iets kleins gezien.”
Het verklaart volgens Elbert mede waarom de juristerij zo laat is aangeslagen op de problemen met de toeslagen. „Het geldt als een nichemarkt. Het gaat vaak om mensen met een laag inkomen. Die hebben geen geld om te procederen. Maar ook achter iets kleins kan groot leed schuilgaan. Dat mag nooit meer onderschat worden.”
In het donderdag verschenen rapport over de Toeslagenaffaire moet, behalve de politiek en de ambtenarij, ook de rechterlijke macht het ontgelden. Pas in oktober 2019 concludeerde ook de Raad van State, de hoogste bestuursrechter, dat er iets niet in de haak was met het harde beleid van de Belastingdienst, waarbij kleine foutjes al snel konden worden bestempeld als fraude, met alle gevolgen van dien. Vrijdag reageerde de Raad van State op de kritiek: die wordt „zeer serieus” genomen, maar omdat het rapport „zeer uitgebreid” is, volgt de inhoudelijke reactie in januari.
Aan Elbert heeft het niet gelegen. In het rapport van de Tweede Kamercommissie wordt zij genoemd als een van de weinige juristen – een van de twee zelfs volgens het rapport – die wél al veel eerder de noodklok luidde over de strenge regels voor toeslagen en dat burgers zich daarop aan het stuklopen waren. „Ik heb een sterk rechtvaardigheidsgevoel”, zegt Elbert over het artikel dat ze begin 2018 schreef. „Vanuit onze beroepsgroep is er te weinig kabaal gemaakt over de soms evidente misstanden.”Lees ook: ‘Zie je wel,ik ben niet gek’
Die andere jurist was Michiel Scheltema, D66-staatssecretaris van Justitie in twee kabinetten-Van Agt, emeritus hoogleraar bestuursrecht en geestelijk vader van de Algemene wet bestuursrecht. Die pleitte in mei 2019 voor een „responsieve rechtsstaat” (in tegenstelling tot een „bureaucratische”) en voor een herwaardering voor de beginselen van ‘behoorlijk bestuur’. Hij illustreerde dat met: het toeslagenbeleid. „De burger moet het gevoel krijgen dat het om hem draait en niet om de instellingen”, zegt hij over de telefoon. „We moeten meer rekening houden met échte mensen.”
Hij bedoelt: juristen en overheidsorganisaties hebben de neiging vanuit hun eigen perspectief te denken. „Zo van: we maken regels en de burger voert die wel uit”, zegt Scheltema. „Ze realiseren zich niet dat mensen veel meer moeite hebben met wetten.”
Jarenlang zag de Raad van State geen wezenlijke bezwaren tegen wat de belastingambtenaren deden. En die voelden zich op hun beurt door al die rechterlijke ruggespraak gesterkt in hun harde interpretatie van de wet. In de juridische literatuur ontstond er ook vrijwel geen ophef over, zo laat het rapport zien. Begin 2018 verscheen er één artikel, van Heleen Elbert, voormalig belastinginspecteur en als adviseur gespecialiseerd in autobelastingen.
En dus in toeslagen, min of meer noodgedwongen. „Er staan zo veel rare dingen in die wet”, zegt Elbert. Ze spande zaken aan bij de Raad van State, mede namens klanten die soms na acht jaar nog de Belastingdienst op hun dak kregen over toeslagen. Volgens de toenmalige regels mocht dat, maar raar was het wel, want bij de reguliere belastingaangifte geldt een ‘navorderingstermijn’ van vijf jaar. „Bij de toeslagen was dat toen niet geregeld. Ze mochten ook over honderd jaar nog bij je aankloppen.” Inmiddels geeft Elbert cursussen over de toeslagen aan andere belastingadviseurs.
Bert Marseille, hoogleraar bestuurskunde in Groningen, vindt dat de Raad van State in dit specifieke dossier zonder meer „hele grote fouten” heeft gemaakt. Volgens Marseille, die ook gehoord werd door de Tweede Kamercommissie, valt de binnen het orgaan verantwoordelijke Afdeling Bestuursrechtspraak vooral aan te rekenen dat er in 2016 werd gekozen voor een zeer strikte interpretatie van de wet. Daardoor werd de indruk versterkt dat de Belastingdienst „geen andere keuze” had – wat niet zo was. Marseille wil niet al te hard oordelen. „Als rechter ben je altijd voorzichtig”, zegt hij. Het systeem was streng, maar op het oog wel helder. Voor iedereen ‘maatwerk’ leveren, is volgens hem ook niet eenvoudig.Lees ook:De vraag is nu: moeten er in Den Haag koppen rollen?
Marseille maakt zich zorgen over de nasleep van de Toeslagenaffaire. „Ik zou het heel jammer vinden als nu de indruk blijft hangen dat de Raad van State van de werkelijkheid is losgezongen en alles fout doet”, zegt hij. Volgens de hoogleraar is het omgekeerde eerder waar: de hoogste bestuursrechter doet de laatste jaren juist „hele moedige uitspraken”, soms tegen de stroom in, bijvoorbeeld met betrekking tot stikstof. Hij wijst ook op al jaren geleden ingezette ontwikkelingen in het bestuursrecht, waarin steeds meer aandacht is voor de gevolgen van wetgeving voor burgers. „Dat hele gedachtengoed is echt al wel geland, het is niet zo dat het bestuursrecht nu opeens van heel ver moet komen.”